dinsdag 25 september 2007

Oorlog En Literatuur

"Het vuur rees tot twee kilometer op en verbruikte zoveel zuurstof dat de lucht de kracht van een hurricane ontwikkelde. Zo ging het vuur 4 uur lang tekeer. Op het hoogtepunt trok het de daken van huizen, gooide reclamezuilen door de lucht en joeg mensen als levende fakkels door de straten. Achter de instortende façades schoot het vuur huizenhoog op, rolde als een golf door de straten met een snelheid van meer dan 150 km/h. Het water in sommige kanalen brandde; het glas van de tramruiten smolt; de voorraden suiker in de bakkerij kelders schuimden op. Degenen die uit de lucht bunkers gevlucht waren zonken weg in het smeltende asfalt. Naast sommige vervormde lijken brandden kleine, blauwachtige fosforvlammen. Andere lichamen waren geroosterd, bruin of paars, en gereduceerd tot een derde van hun oorspronkelijke omvang. Ze lagen voorover in plassen van hun eigen gesmolten vet."

De vraag die de schrijver Sebald stelt in zijn boek "Luftkrieg und Literatur" (Engels: "On the Natural History of Destruction"): waarom vallen dit soort beschrijvingen van de verschrikkingen van de geallieerde luchtaanvallen op Duitse steden niet of nauwelijks te lezen in de naoorlogse Duitse literatuur?

Niet in objectieve termen, niet als daadwerkelijke beschrijving van wat er gebeurde. Sebald doet zelf wel een poging met zijn beschrijving -hierboven geciteerd- van het bombardement op Hamburg, juli 1943. (Codenaam: 'Gomorra'). Hij constateert: of men probeerde er een metafysische zin in te leggen die er niet was, of men drukte zich uit in clichés.

Waren de verschrikkingen en de verwoestingen zo groot dat men het niet wilde zien, zich letterlijk afwendde? Als de Zweedse journalist Stig Dagerman vlak na de oorlog door Hamburg reist is hij de enige die uit het raam kijkt als ze langs de kilometerslange destructie rijden. Dat maakte hem direct tot buitenlander.

Er was bij de Duitsers ongetwijfeld ook het besef dat zij dit alles ook verdiend hadden. Dus ondergingen ze woordeloos en met afgewend gezicht hun straf. De beker moest tot op de bodem geledigd worden.

In de Duitse reacties toch vooral ook prominent: zelfbedrog, zelfmedelijden, zelfrechtvaardiging. Zeer menselijk, dus niet politiek correct.

Maar waarom namen de schrijvers hun verantwoordelijkheid niet? vraagt Sebald. Het is toch de taak van de literatuur de herinnering aan het verleden levendig te houden? Ook als het dingen betreft, waarvoor moeilijk woorden te vinden zijn?

Misschien is dat wel een te zware eis. Leven is zelfbedrog. Ook voor schrijvers. Als ze dat bedrog niet meer kunnen rechtvaardigen, eindigt het leven. Jean Amery en Primo Levi, schrijvers van de meest pijnlijke Holocaust-herinneringen, pleegden allebei zelfmoord - lang na het einde van de verschrikkingen. (De waarheid gebiedt te zeggen dat de meningen over hoe Levi stierf uiteenlopen).

Nobelprijswinnaar Heinrich Böll schreef in de jaren 40 een boek over de bombardementen ('Der Engel schwieg'). Het kwam pas in 1992 uit. De toon van het boek was misschien te hopeloos om eerder te publiceren of uit te geven.

Sebald gaat die hopeloosheid niet uit de weg. Daphne Merkin schreef over Sebald: "I think of him as someone who was on good terms with darkness -- a solitary watchman who stayed awake while the rest of us dreamed, the better to acquaint himself with the mad dogs that bark in the night and threaten to disturb the sleep of the world."

Geen opmerkingen: