Pauline vraagt zich op haar blog af: helpen boeken bij verdriet? Om maar met gelijk met mijn deur in huis te vallen: Neen. De Botton mag dan op de omslag van zijn boek over de troost van de filosofie een hele huisapotheek aan heilzame schrijvers hebben laten fotograferen, wij weten wel beter. ‘Bij liefdesverdriet: Schopenhauer.’ Even niet. Al zijn het flinke pillen.
Verder verloopt het proces precies als Pauline beschreef: de grappige Bill Bryson opeens stompzinnig lichthartig, de melancholisch herdenkende Sebald veel te zwaar, een ander niet precies herfstig genoeg. Nee. Je bent op zoek naar het boek dat precies alleen voor jou geschreven lijkt. (Soms komt het voor. Als je jong bent. 'Heksensabbath' van Maurice Sachs bijvoorbeeld. Het had dan ook als ondertitel: "Verslag van een ondraaglijk leven.") Wat ik dan doe, bij verdriet? O, ik ga altijd drinken.
Alcohol doodt de worm die in ons is. Het komt op plaatsen waar andere schoonmaakmiddelen niet kunnen komen. "Alkohol ist dein Sanitäter in der Not. Alkohol ist dein Fallschirm und dein Rettungsboot. Alkohol ist das dressing für deinen Kopfsalat." (Herbert Grönemeyer).
Alcohol verhoogt het zelfmedelijden, het laat de tranen zo rijkelijk o vloeien. Muziek helpt daarbij nog eens enorm. Favoriet zijn de droefgeestige Theodorakis-liederen van Margarita Zorbala. Bijvoorbeeld ‘Dromoi Paloi’ (‘Old paths/ That I regard with infinte love and hatred’): haar donkere stem, een melancholieke fluit, en een bouzouki die rechtstreeks op de kattedarmen van je verdriet lijkt te tokkelen. Ik geloof dat Flop ook zo’n homeopathisch muziekbibliotheekje heeft.
Als het huilen Niagara-proporties bereikt, helpt alleen het ruisen van de zee. De zee, ja dat is de enige die me dan stil krijgt. Mijn verdriet lost op in iets groters, hoe onverschillig het daar ook aankolkt en wegglijdt, het is mysterieus troostend. Zoals ook de aanblik van de sterrenhemel niet je eenzaamheid opvoert met haar zogenaamd koude oneindigheid, maar juist geborgen in zich opneemt. (Zet hier Candlelight-muziek onder en je weet dat het bagger is. Daarom mogen alleen hele speciale mensen gaan dichten, als ze verdriet hebben. Zoals de gemankeerde DaPoetPiet al eens zei: men moet de umlaut die het verschil maakt tussen poetisch en poëtisch toch echt verdienen. En wat de gedichten van Anna Enquist betreft is het mij misschien vergund op te merken, dat ik hoop dat ze verder altijd gelukkig blijft.)
Natuur en muziek bieden troost. Boeken minder. En alcohol? In ieder geval zet zij het denken stop. En voert het zelfbedrog genadiglijk op. Als je op zo’n donkere dag al leest: hoogstens in eigen werk, om dubbeltongig te constateren: ‘Ik ben toch een genie!’
’s Anderendaags overbluft de lichamelijke pijn de geestelijke door overtuigend te suggereren dat ze erger is. Het voert de intensiteit van de ellende af via andere afvoerkanalen dan het hoofd, namelijk maag, mond en kont. Dit is het Grote Auskurieren.
Op de bank liggen als een herstellende; alle energie die je hebt gebruiken om zwakjes “O, o, o” te prevelen; kippesoep slurpen (1 boek heette “Chickensoup for the soul”: leuk geprobeerd!); kijken naar een kleine klompkever op een boomtak en dat helemaal het einde vinden.
Mij brengt alcohol -mits onmatig gebruikt- doorgaans terug in een middeleeuws universum dat nog die (door Huizinga zo fraai verwoordde) intensiteit van licht en donker kent: men zondigt, men valt; men doet boete, men richt zich weer op en wandelt naar een nieuw Compostela van de ziel.
Maar het is een paardenmiddel. En het is inmiddels uitgewerkt. Dromoi Paloi: Old paths that I regard with infinite love and hatred. Ik heb het de afgelopen maanden ook maar 1 maal gebruikt. Dat was toen jij een avond weg was, lieve Plientje. En sinds ik jou ken ben ik allang niet meer zo verdrietig als vroeger.
Dus, en, maar toch, mensen, als je leest: hij leest, dan gaat alles goed. Ik lees. Wat Plientje schrijft. En Marina en Flopke. En mijn oog valt op een leuk citaat: "Een dronken man mag van een kar vallen, maar bezeren zal hij zich niet want zijn geest bevindt zich in beveiligde toestand. Als dronkenschap dit al vermag, wat dan niet spontaniteit?" Troostrijk. Ook door die hele lichte toon van begripvolle Zen-ironie.
Verder verloopt het proces precies als Pauline beschreef: de grappige Bill Bryson opeens stompzinnig lichthartig, de melancholisch herdenkende Sebald veel te zwaar, een ander niet precies herfstig genoeg. Nee. Je bent op zoek naar het boek dat precies alleen voor jou geschreven lijkt. (Soms komt het voor. Als je jong bent. 'Heksensabbath' van Maurice Sachs bijvoorbeeld. Het had dan ook als ondertitel: "Verslag van een ondraaglijk leven.") Wat ik dan doe, bij verdriet? O, ik ga altijd drinken.
Alcohol doodt de worm die in ons is. Het komt op plaatsen waar andere schoonmaakmiddelen niet kunnen komen. "Alkohol ist dein Sanitäter in der Not. Alkohol ist dein Fallschirm und dein Rettungsboot. Alkohol ist das dressing für deinen Kopfsalat." (Herbert Grönemeyer).
Alcohol verhoogt het zelfmedelijden, het laat de tranen zo rijkelijk o vloeien. Muziek helpt daarbij nog eens enorm. Favoriet zijn de droefgeestige Theodorakis-liederen van Margarita Zorbala. Bijvoorbeeld ‘Dromoi Paloi’ (‘Old paths/ That I regard with infinte love and hatred’): haar donkere stem, een melancholieke fluit, en een bouzouki die rechtstreeks op de kattedarmen van je verdriet lijkt te tokkelen. Ik geloof dat Flop ook zo’n homeopathisch muziekbibliotheekje heeft.
Als het huilen Niagara-proporties bereikt, helpt alleen het ruisen van de zee. De zee, ja dat is de enige die me dan stil krijgt. Mijn verdriet lost op in iets groters, hoe onverschillig het daar ook aankolkt en wegglijdt, het is mysterieus troostend. Zoals ook de aanblik van de sterrenhemel niet je eenzaamheid opvoert met haar zogenaamd koude oneindigheid, maar juist geborgen in zich opneemt. (Zet hier Candlelight-muziek onder en je weet dat het bagger is. Daarom mogen alleen hele speciale mensen gaan dichten, als ze verdriet hebben. Zoals de gemankeerde DaPoetPiet al eens zei: men moet de umlaut die het verschil maakt tussen poetisch en poëtisch toch echt verdienen. En wat de gedichten van Anna Enquist betreft is het mij misschien vergund op te merken, dat ik hoop dat ze verder altijd gelukkig blijft.)
Natuur en muziek bieden troost. Boeken minder. En alcohol? In ieder geval zet zij het denken stop. En voert het zelfbedrog genadiglijk op. Als je op zo’n donkere dag al leest: hoogstens in eigen werk, om dubbeltongig te constateren: ‘Ik ben toch een genie!’
’s Anderendaags overbluft de lichamelijke pijn de geestelijke door overtuigend te suggereren dat ze erger is. Het voert de intensiteit van de ellende af via andere afvoerkanalen dan het hoofd, namelijk maag, mond en kont. Dit is het Grote Auskurieren.
Op de bank liggen als een herstellende; alle energie die je hebt gebruiken om zwakjes “O, o, o” te prevelen; kippesoep slurpen (1 boek heette “Chickensoup for the soul”: leuk geprobeerd!); kijken naar een kleine klompkever op een boomtak en dat helemaal het einde vinden.
Mij brengt alcohol -mits onmatig gebruikt- doorgaans terug in een middeleeuws universum dat nog die (door Huizinga zo fraai verwoordde) intensiteit van licht en donker kent: men zondigt, men valt; men doet boete, men richt zich weer op en wandelt naar een nieuw Compostela van de ziel.
Maar het is een paardenmiddel. En het is inmiddels uitgewerkt. Dromoi Paloi: Old paths that I regard with infinite love and hatred. Ik heb het de afgelopen maanden ook maar 1 maal gebruikt. Dat was toen jij een avond weg was, lieve Plientje. En sinds ik jou ken ben ik allang niet meer zo verdrietig als vroeger.
Dus, en, maar toch, mensen, als je leest: hij leest, dan gaat alles goed. Ik lees. Wat Plientje schrijft. En Marina en Flopke. En mijn oog valt op een leuk citaat: "Een dronken man mag van een kar vallen, maar bezeren zal hij zich niet want zijn geest bevindt zich in beveiligde toestand. Als dronkenschap dit al vermag, wat dan niet spontaniteit?" Troostrijk. Ook door die hele lichte toon van begripvolle Zen-ironie.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten