Een van de zekerste tekenen van achteruitgang van de taal (gaat de taal nou nooit eens vooruit?) is de vervanging van het concrete door het abstracte.
Arthur Schopenhauer schreef: "Tot de kenmerken van dit slag behoort ook dat ze, indien mogelijk, alle ondubbelzinnige uitdrukkingen vermijden; daarom kiezen steeds voor de abstractere uitdrukking. Daarentegen kiezen geestrijke lieden altijd voor de concretere uitdrukking, omdat die de zaak aanschouwelijker maakt, en de aanschouwelijkheid is de bron van alle evidentie. “(Parerga et Paralipomena, II, p.583).
Arthur Schopenhauer schreef: "Tot de kenmerken van dit slag behoort ook dat ze, indien mogelijk, alle ondubbelzinnige uitdrukkingen vermijden; daarom kiezen steeds voor de abstractere uitdrukking. Daarentegen kiezen geestrijke lieden altijd voor de concretere uitdrukking, omdat die de zaak aanschouwelijker maakt, en de aanschouwelijkheid is de bron van alle evidentie. “(Parerga et Paralipomena, II, p.583).
George Orwell, ruim een eeuw later, in zijn essay 'Politics and the English Language': "As I have tried to show, modern writing at its worst does not consist in picking out words for the sake of their meaning and inventing images in order to make the meaning clearer. It consists in gumming together long strips of words which have already been set in order by someone else, and making the results presentable by sheer humbug."
Bas Heijne besprak in de NRC van vrijdag 6 juli 2007 een boek over levenskunst van Joep Dohmen, waarin de volgende zin voorkwam: "Zelfsturing is heel belangrijk, op basis van zelfzorg in continue vrijheidspraktijken en dan altijd slechts als relatieve en relationele autonomie." Dank je, Joep. (Het voordeel is wel dat de saaiste sufkut zich bij het lezen van dergelijke houten klazenzinnen opeens een spetterende levenskunstenaar voelt).
Wat kunnen we hieruit leren? Dat de taal al enige tijd achteruit gaat. O, gelukkig. Zeker al vanaf 1835. Maar dat dat eigenlijk niet verbaast omdat taalverzwakking voortvloeit uit een wezenlijk menselijk gebrek: niets tot weinig te zeggen hebben, onvermogen gedachten helder uiteen te zetten, imitatiezucht, gebrek aan originaliteit. Et voila.
2 opmerkingen:
Kijk, Piet, dat is nou eens een goede vraag: waarom zegt er nooit iemand dat de taal vooruitgaat? De brievenrubriek van het tijdschrift Onze Taal bestaat bij gratie van nostalgici (spreek uit 'nostalgitsjie') die alles vroeger beter vonden. Gelukkig las ik eens een citaat over de geringe attention span van de hedendaagse jeugd, en hun onvermogen om nog een boek te lezen, en knikte instemmend, en zag toen dat dit was geschreven door een oude Griek (of Romein, daar wil ik vanaf zijn). En toen had je helemaal nog geen GTA, GTST, MSN en TMF. Sindsdien, zo heb ik mij voorgenomen, klaag ik nooit meer over de verloedering van wat dan ook. Alles wordt steeds beter!
Precies Sis. Als de jeugd al sinds Socrates niet meer deugt, hoe werden dan al die dingen uitgevonden die wij bewonderen en ons leven zo fijn maken? Misschien had degene die het oprolsnoer van de stofzuiger bedacht ook wel een ultiem korte attention span? Maar wat genieten wij van de korte tijd dat hij zich wel concentreerde. Of misschien wel afdwaalde en zich afvroeg of er niet iets aan die oprol ergernis te doen was. En ja! Alle genieën waren slecht op school. En slegt in taal.(Ik ook).
Een reactie posten