Ik weet dat het aan mij zelf ligt. Ik word een oude zeurkous. Maar het is niet tegen te houden. Ik moet erdoorheen. Door de citroen.
Er is gelukkig een naam voor. Grumpy Old Man. Naam ook van een komische BBC- serie: ouder wordende mannen in de greep van wat je ook wel ‘divine discontent’ zou kunnen noemen. Er zijn zelfs Grumpy Old Women. Ook succesvol op tv (en zelfs in het theater). Een Nederlandse versie (ik wil niet meer eens weten van welke omroep) mislukte jammerlijk bij gebrek aan kwaliteit van de deelnemers. Het format zegt dus niet alles.
Maar goed, DaGrumpyPiet. Dat het me opviel kwam waarschijnlijk omdat ik de laatste tijd weer eens een aantal rockmuzikanten op tv zag. In de vrijdagavondtalkshow van Jonathan Ross op de BBC kwamen onlangs o.a. Iggy Pop en Pete Doherty langs.
De heer Pop (doet me denken aan de hilarische Wim Kok die het ooit had over: ‘De Heer Laden’) was nog even gestoord als vroeger. Op zich bewonderenswaardig, maar zo te zien toch alweer bezig aan zijn derde tube Bisonkit van de avond. Doherty heeft meer een voorkeur voor de langzame middelen. Heroinegebruik is wel hip! Zeker als je er nog een stripje slaappillen achterna gooit. Glazig als een Opperdoezer lag hij op de bank. Talkshow? Fuck you! Formuleerde Ross zorgvuldig een lange vraag, dan liet Pete daarop alleen een schaapachtig langgerekt ‘Yeaaahh’ volgen. Zonde van de moeite.
Pete speelde ook nog een flauw liedje. Paar aanslagen op een gitaar, met een moeilijk gezicht een rammelende Sinterklaas gedichtentekst erbij zingen, het was bijna lachwekkend. (Hoe zijn dit soort pubers de helden van deze tijd geworden? O, dan moet je helemaal terug naar de romantiek. Goed. Maar even geen zin in). Het liedje heette de ‘Lost Art Of Murder.’ (Hoe je hetzelfde thema wel eer aandoet, zie George Orwell: ‘Decline of the English Murder’).
Daarna zag ik ook nog John Frusciante, die in de jaren negentig 5 jaar weg was bij de Red Hot Chili Peppers om eens een tijdje lekker op het randje van de dood te bungelen. En toen werd ik opeens zo ongelooflijk moe.
Nu is de popmuziek altijd al een kruising van een reservaat en een open inrichting geweest. Dat er on stage ook dingen gedragen konden worden, waarvoor ze je op maandagochtend zonder pardon onder de trein zouden duwen. Dat was mooi. Dat je alles mocht slikken en spuiten. Ook. En mafkezen zijn er altijd al geweest, zou Henk zeggen.
Maar het lijkt wel dat waar tegenwoordig iedereen een individu is, je zo gestoord mogelijk te gedragen de enige manier lijkt om je van die amorfe massa individuen te onderscheiden. Bingedrinken, comakicken. Het kickzoeken heeft iets wanhopigs, ja bijna iets verplichts gekregen in een steeds hardere aandachtseconomie. De bewondering ervoor is in ieder geval ongekend.
Ik zag bij Ross ook nog Alex James, de bassist van Blur. Hij had een uitgeslapen blik, was alert, humoristisch en had een heldere kijk op de dingen. Hij lachte vaak. (En niet om zichzelf). Maar dat kwam waarschijnlijk allemaal omdat hij het artiestenleven vaarwel had gezegd. Van hem lees ik momenteel het autobiografische ‘Bit of a blur.’ (Wat de perfecte naam is voor elke muzikantenbiografie, maar hier bedoeld met knipknipoog). Ooit de 'second drunkest member of the world´s drunkest band’, nu een boer in the Cotswolds met een vrouw en drie kinderen.
Toch dacht ik ook terug aan de bijna duivelse energie die de 'Peppers' in Bram van Splunterens docu uitstraalden. Het had geen zin te vragen wat van henzelf was, en wat van Maggi. Ik was gewoon jaloers. Op die energie. Die heb ik niet meer. Too old to rock and roll. To young to die.
Daar helpt niks tegen. Dronken worden zeker niet. Ik misdroeg me woensdagnacht op afschuwlijke wijze en was twee volle dagen uit de lucht. Wat mij rest is wijsheid die niet bij me past. De kosmische nooduitgang. Meditatie. Rust. Natuurgeluiden. Gadverdamme! (Kijkt op zijn horloge of de snackbar nog open is. Shit!).
Er is gelukkig een naam voor. Grumpy Old Man. Naam ook van een komische BBC- serie: ouder wordende mannen in de greep van wat je ook wel ‘divine discontent’ zou kunnen noemen. Er zijn zelfs Grumpy Old Women. Ook succesvol op tv (en zelfs in het theater). Een Nederlandse versie (ik wil niet meer eens weten van welke omroep) mislukte jammerlijk bij gebrek aan kwaliteit van de deelnemers. Het format zegt dus niet alles.
Maar goed, DaGrumpyPiet. Dat het me opviel kwam waarschijnlijk omdat ik de laatste tijd weer eens een aantal rockmuzikanten op tv zag. In de vrijdagavondtalkshow van Jonathan Ross op de BBC kwamen onlangs o.a. Iggy Pop en Pete Doherty langs.
De heer Pop (doet me denken aan de hilarische Wim Kok die het ooit had over: ‘De Heer Laden’) was nog even gestoord als vroeger. Op zich bewonderenswaardig, maar zo te zien toch alweer bezig aan zijn derde tube Bisonkit van de avond. Doherty heeft meer een voorkeur voor de langzame middelen. Heroinegebruik is wel hip! Zeker als je er nog een stripje slaappillen achterna gooit. Glazig als een Opperdoezer lag hij op de bank. Talkshow? Fuck you! Formuleerde Ross zorgvuldig een lange vraag, dan liet Pete daarop alleen een schaapachtig langgerekt ‘Yeaaahh’ volgen. Zonde van de moeite.
Pete speelde ook nog een flauw liedje. Paar aanslagen op een gitaar, met een moeilijk gezicht een rammelende Sinterklaas gedichtentekst erbij zingen, het was bijna lachwekkend. (Hoe zijn dit soort pubers de helden van deze tijd geworden? O, dan moet je helemaal terug naar de romantiek. Goed. Maar even geen zin in). Het liedje heette de ‘Lost Art Of Murder.’ (Hoe je hetzelfde thema wel eer aandoet, zie George Orwell: ‘Decline of the English Murder’).
Daarna zag ik ook nog John Frusciante, die in de jaren negentig 5 jaar weg was bij de Red Hot Chili Peppers om eens een tijdje lekker op het randje van de dood te bungelen. En toen werd ik opeens zo ongelooflijk moe.
Nu is de popmuziek altijd al een kruising van een reservaat en een open inrichting geweest. Dat er on stage ook dingen gedragen konden worden, waarvoor ze je op maandagochtend zonder pardon onder de trein zouden duwen. Dat was mooi. Dat je alles mocht slikken en spuiten. Ook. En mafkezen zijn er altijd al geweest, zou Henk zeggen.
Maar het lijkt wel dat waar tegenwoordig iedereen een individu is, je zo gestoord mogelijk te gedragen de enige manier lijkt om je van die amorfe massa individuen te onderscheiden. Bingedrinken, comakicken. Het kickzoeken heeft iets wanhopigs, ja bijna iets verplichts gekregen in een steeds hardere aandachtseconomie. De bewondering ervoor is in ieder geval ongekend.
Ik zag bij Ross ook nog Alex James, de bassist van Blur. Hij had een uitgeslapen blik, was alert, humoristisch en had een heldere kijk op de dingen. Hij lachte vaak. (En niet om zichzelf). Maar dat kwam waarschijnlijk allemaal omdat hij het artiestenleven vaarwel had gezegd. Van hem lees ik momenteel het autobiografische ‘Bit of a blur.’ (Wat de perfecte naam is voor elke muzikantenbiografie, maar hier bedoeld met knipknipoog). Ooit de 'second drunkest member of the world´s drunkest band’, nu een boer in the Cotswolds met een vrouw en drie kinderen.
Toch dacht ik ook terug aan de bijna duivelse energie die de 'Peppers' in Bram van Splunterens docu uitstraalden. Het had geen zin te vragen wat van henzelf was, en wat van Maggi. Ik was gewoon jaloers. Op die energie. Die heb ik niet meer. Too old to rock and roll. To young to die.
Daar helpt niks tegen. Dronken worden zeker niet. Ik misdroeg me woensdagnacht op afschuwlijke wijze en was twee volle dagen uit de lucht. Wat mij rest is wijsheid die niet bij me past. De kosmische nooduitgang. Meditatie. Rust. Natuurgeluiden. Gadverdamme! (Kijkt op zijn horloge of de snackbar nog open is. Shit!).