zaterdag 22 december 2007

I'm Dreaming Of A Sapkuhuur...

Well, not exactly. Maar toch wel een goed idee. Een mens blijkt meer toxic waste op te hopen in zijn lichaam dan goed voor hem is en zo vlak voor de kerst mag daar best wat vanaf. De eerste dagen heb je een beetje onzuivere huid en licht knallende koppijn, maar daarna begin je je energiek en kiplekker te voelen! Combineer dit met wat maaltijdsalades, en je valt nog af ook.

Op het gebied van de sappen heeft DaPiet een naam hoog te houden. Reeds in zijn studententijd -we hebben het alweer over meer dan 20 jaar geleden- was hij bezig te experimenteren met de werking van sappen. Op zoek naar het elixer van de eeuwige jeugd?

Nou, voorlopig meer om de steevast slaapverwekkende gevolgen van 'Edjes betondag' te ontlopen. Ed kookte overigens altijd lekker, maar veel en zwaar; vooral zijn onderschatte pindasoep maakte veel slachtoffers. Hij met name maandag de gewoonte een weeshuispan op tafel te zetten met meer macaroni dan een gemiddelde mens aankan. Eenmaal terug op de kamer viel je als een blok in slaap boven je boeken. De naam werd: 'Edjes betondag'.

Door de sappen bleef je de hele dag helder. Soms zelfs te. Dan stuiterden mijn ogen bijna uit mijn kop. Op een gegeven moment dacht ik werkelijk dat misschien alleen maar high was van de landbouwgiffen die in die groenten moesten zitten.

Ook onder medestudenten vonden de sappen aftrek. Zij het dan niet de eerste, experimentele versies. Die bevatten nogal wat buiteniisige combi's. Zo liep de aardappel-uien nooit bizonder, als sap. 'Alsof je een graf opentrekt!' was nog de meest positieve omschrijving. Later werden de spapen evenwichtiger, met een steeds subtieler fruitboeket en een soms als hemels omschreven flavonoidentoon. Ja, DaPiet is een gecertificeerde Juicemaster. Maar hij kan nog altijd leren. Vanmiddag schepte Plientje het schuim van het sap af dat hij gemaakt had. En dat was verdomme groentenfruitmousse! Dat kan zo op de kaart van een vijfsterrentent.

Toen was het tijd voor het preuvenement. Sapperdeflap wat lekker! Proost! En fijne dagen. En een zalig uiteinde.

donderdag 20 december 2007

Sneeuw In Lunetten

Het gebeurt niet vaak en daarom is het ook fijn. Zo fijn dat het niet echt goed waarneembaar is voor mijn smartphone camera zonder goede zoom. Klein poederlaagje. Maar genoeg om het begin van kerstsfeer te laten opkomen.

Wat me altijd bevalt aan de kersttijd is dat de wereld lijkt stil te staan. Men belt niet, men zeikt niet, men zeurt niet. (Hoewel er gisteren wel een hoogtepunt was: de Postcodeloterij met name belde maar liefst tweemaal, maar nee ik heb echt geen 26 miljoen nodig, ik zou niet weten wat ik ermee zou moeten doen).

Het is nog helemaal geen kerstavond, maar het gevoel heb ik nu al. Om meer precies te zijn: sinds gisteren.

Ik gaf een slecht optreden in Twello. De reis erheen was heel fijn: per trein, eens helemaal op schema, goedkoop en eerste klas, warm en comfortabel. Met name de internationale trein naar Berlijn die ik van Amersfoort naar Apeldoorn nam was super. Ik keek naar het winterlandschap buiten en dronk zelfgemaakte groentenfruitsap: cranberries, appels, peren, penen, tomaten, bieten, aubergine). Het elixer van de eeuwige jeugd.

In partycentrum De Lintworm te Twello leek de stemming er helemaal in te zitten: iedereen kreeg Gluhwein bij de ingang en probeerde de drukke maanden van zich af te schudden. Binnen stond een kerstman die met een bel rinkeld en Yoho! riep. (Ik dacht altijd dat het Hoho! was, maar goed). Ik kwam hem later tegen, hij kleede zich om in het kantoor van de manager waar ik mijn tijd tot het optreden doorbracht. Zijn oorspronkelijk beroep was Sinterklaas, zo bleek. Maar hij was - helaas,helaas- gedwongen mee te gaan met de loop der tijden. Het was komisch hem in zijn rode kostuum een grote litanie te horen afsteken tegen de zo on-Hollandse kerstman die hij was.

Maar goed, binnen wachtten de verzamelde timmerlieden op de speech. Een katether (zo noemt men dit steevast) was er wel, maar men was vergeten er een microfoon bij te regelen. Verder was de zaal L-vormig en om de hoek, waar ze mij dus niet konden zien, hadden ze hun eigen bijeenkomst en lulden lekker door. De bediening door het personeel ging tijdens mijn optreden gewoon door, met volle dienbladen liepen ze door de ruimte. In aanpalende ruimte was personeel van De Lintworm hun eigen feestje aan het vieren. Het is misschien moeilijk uit te leggen, maar performen in die omstandigheden dit kost zoveel energie dat een goed resultaat vrijwel uitgesloten is.

Ik deed mijn best, maar het was 60, hoogstens 70% van wat het kan zijn en na afloop was ik behoorlijk pissig. Met een paar kleine ingrepen hadden ze dit alles kunnen vermijden.

Ik begaf me naar huis en na tien minuten was ik alles vergeten. dat is wel een verschil met vroeger, toen dit soort ramp-optredens me nog dagen hoofdbrekens bezorgde.

Ik kwam thuis en het was opeens kerstmis. Ik merkte dat omdat allerlei vrienden en kennissen nog heel laat op waren en mailtjes stuurden: zij waren ook vrij. Het deed me denken aan die rare oude tijden, toen mijn vrienden N. en R. de gewoonte hadden op kerstavond met witte tassen met plusminus 15 halve liters aan mijn deur te verschijnen. Waarna wij steevast op geheel eigen wijze de geest van Nazareth vormgaven tot diep in de ochtend.

Over de Grolschen oudjaren rond een rokende ton en de hoofdbonkende nieuwjaren van eertijds berichten wij gaarne later.

Voor nu -zoals de afschuwelijke kreet luidt: Fijne dagen!

vrijdag 14 december 2007

Daar Gaan M'n Bomen!



Ook goeiemorrege! Ja, het is wel effectief, zo'n motorzaag. Precies om acht uur sta ik naast mijn bed. (Om vier uur ging ik slapen). Het zat er aan te komen. De buren hadden sinds twee jaar geen licht meer gezien. Dat kwam door de bomen in mijn tuin. De woningbouw was al een keer komen kijken. En de hoveniers waren al een keer langsgeweest.

Ik heb nog wel kunnen voorkomen dat mijn hele grote lievelingsboom werd gesloopt. Daar hebben ze nu alleen wat overhangende takken vanaf gehaald. Maar de beschermende coniferen moesten eraan geloven. (Nu zijn dat niet de allermooiste bomen maar wel effectief buurdempingsgetakte).

Ik zat hier altijd lekker verscholen, daar hou ik van. Nu kunnen ze allemaal naar binnen koekeloeren. Nu moet ik ook mijn tuin gaan bijhouden. En daar heb ik helemaal een hekel aan.
Hier kun je zien dat ik eindelijk weer zicht heb gekregen op de schitterende flats aan de overkant. Ja, dit is Lunetten op z'n mooist, mensen. Opeens begrijp je niet hoe je dat jaren hebt kunnen missen.

Maar goed, misschien is het wel heel leuk en is dit het begin van iets moois. Je moet po-si-tief denken! Elk nadeel hep ze voordeel. Ik kan een nieuwe heg laten plaatsen! Ik kan inderdaad in de tuin gaan werken en deze vuilstortplaats tot een Cordobaanse lusthof opkweken! Maar eerst ga ik zo weer eens even lekker naar bed.

woensdag 21 november 2007

Genau!

Vught, Kasteel Maurick, Telerex Software, 15.20 uur. Men heeft het wel over mijn hoge taxikosten en ik zit er zelf ook wel eens overin, maar kijk nou eens: Zou ik er na confrontatie met winterse slagregens, treinvertragingen en allerlei stadstuig zo bij hebben gezeten? Op en top 'der dicke Hund', zoals ze in Duitsland zeggen. Genau! 

Ik zie die taxikosten maar als een investering in een goed optreden. Dat kan niet als je aan komt waaien als een kruising van Polletje Piekhaar en Lulletje Lampekap. Nee: uit de zwarte BMW stappen en tegen de congresgangers bij de ingang zeggen: "Guten Tag, meine Herrschaften!" Dat is toch voor iedereen veel beter. Genau!

maandag 19 november 2007

Onderop Beginnen...


Waalwijk, RKC-stadion, HLB accountants, 20.10 uur. Dit ken ik. De omkleedruimte voor het bedienend personeel. Daar kleedde ik mij vroeger ook om, op die vierkante meter tussen flessen Dubro, frituurvet, fusten bier en stinkende sokken. Hier ben ik groot geworden! Hier heb ik met mijn poten in het vet gestaan! Onderaan beginnen. Proberen over het luide gepraat van de vaste barklanten uit te komen met een galmende microfoon. Wanhopige grappen maken; overgaan tot de laagste bruifloften- en partijenhumor. Soms maar weglopen. Nu leidt men mij snel uit dit voorgeborchte van de entertainershel naar de warme gerieflijke bestuursruimte. Geen 50 soorten whisky, dat niet, maar ik zit hier lekker terwijl Gerrit Zalm spreekt.

Stad Der Wonderen, Of: Leugenachtige Stad? (1)

In tegenstelling tot wat sommige mensen uit onze blogs leken op te maken: wij hebben ons wel degelijk bizar goed vermaakt. Dag na dag struinden wij de stad door op zoek naar het geheim van Barcelona. We waren zoals gezegd hoogstens een beetje geïrriteerd door de overdreven flaptekst van de stad. Daar werden wij een beetje jennerig van.

Ja, Gaudí is een beetje Efteling Voor Gevorderden, zegt de Irritante DaPiet. Dat flauwe post-moderne, ironische mannetje dat zich niet gauw wil laten betrappen op iets wat grotere groepen anderen ook mooi vinden. Maar de Andere DaPiet vindt het prachtig, als liefhebber van Jugenstil ArtNouveau, en Modernista-stijl (Spaanse versie van de beide eersten). Die Piet zou het liefst rond 1900 hebben geleefd. Op de een of andere wijze was de wereld toen mooier. (Niet voor iedereen, dat was het punt.) Mooier -en smeriger, rijker -en armoediger. Het zijn de contrasten die de historicus trekken in het spoor van Huizinga's "Herfstij der Middeleeuwen".

Maar nee, het was mooi, heel mooi. (Is dat genoeg?) Gisteren moest ik nog even wennen aan het Hollandse landje. Hoewel we een mooie bijna-winterwandeling door Warmond maakten. Moest ik nog steeds aan Barcelona denken. Aan de Israëlische Catalaan Yoram die ons verwelkomde in het appartement en zo lang met ons bleef praten over Israel, Spanje en de wereld.

Aan onze kinderlijke vrolijkheid bij het aanschouwen van ons terras met uitzicht op de Montjuic en het Palau Nacional. Ons Mediterrane platanenpleintje dat altijd levendig vol zat. De zeven verdiepingen hoge huizen aan de Parellel (eens het Montmartre, zegt men, van Barcelona.)

De vogeltjes in hun kooitjes op de Ramblas. De Boqueria, een markt als een negentiende eeuws ijzeren station met zijn binnenstebuiten gekeerde konijnen, stomstille vissen op ijs, stapels pulpo’s en alle denkbare noten-, fruit- en groentensoorten. Het zogenaamde Barri Gòtic met zijn nauwe, donkere Napolitaanse straatjes waar de was over de straat te drogen hangt. Inkijkjes in kleine lokaaltjes met formicatafels en een tv-scherm. 

De grootstedelijke poeplucht, het Rotte-achtige jodiumwater en de gepasteuriseerde melk. De tapas: de albondigas, de calamares ("Nee, niet dat gefrituurde postbestellerselastiek in de toeristische restaurants, maar de echte, authentieke calamares die je in de kleine, oude restaurantjes van de Barri Gotic kunt krijgen."), de chorizo al infierno -en iedereen die ik vergeten ben te noemen.

Aan de oudere heer die naast de fontein temidden van de palmen weemoedige liedjes staat te zingen op de Placa Reial. Een betaalde medewerker van het plaatselijk VVV? Zijn we in een soort nostalgisch 'Westworld' beland? In Barcelona mag je het je afvragen. Het boek 'La Ciudad Mentirosa' ('De leugenachtige stad') van Manuel Delgado neemt 'het model Barcelona' letterlijk. Het kritiseert het VVV-Barcelona als het frauduleuze photoshoppen van een high street model, waarvan de lekkere lange beentjes nog iets langer zijn gemaakt. (Madrid is een veel lelijkere vrouw. Maar juist omdat ze zoveel karakter heeft en het haar geen bal kan schelen wat je van haar vindt, blijf je haar volgen.)

Toen viel ik in slaap. (To be continued -zie hieronder).

Stad Der Wonderen, Of: Leugenachtige Stad? (2)

Maar toen ik wakker werd klonken al snel weer de merkwaardige Catalaanse woorden: 'Benvinguts' (Bienvenido). De fascinerende oude personennamen: Puig i Cadafalch, Domènech i Montaner. De namen van cafes: 'Els Quatre Gats' ('De Vier Katten'). Woorden en namen die ik bijna obsessief voor me uit bleef mompelen. (Sorry, P.)


Ik dacht aan de broze vrouwtjes in hun jagersbruine gewatteerde jassen, in wier zeepspoor ik mij kon wassen. De stokoude bezonnebrilde flaneurs en dandies-in-ruste met krant onder de arm, wier flaneren schuifelen was geworden. De oude en de jonge vrouwelijke chique op de Passeig de Gracia (naar men zegt 'de Champs-Élysées van Bardcelona') - beiden opgetuigd met grote brillen. De sombere, oudere, zwijgzame taxichauffeurs die hun zorgen daar lieten waar hij thuishoorde: in hun snor, en je efficiënt en goedkoop door de stad vervoerden.


Aan de prachtige, oude straatverlichting overal -zelfs in de arme wijken. Mensen die zoiets deden (het beste en het mooiste kiezen, niet het goedkoopste), die hielden van hun stad. Dat vind ik ontroerend, groots.


De onvermijdelijkheid van Gaudí; het vreemde Catalaanse verschijnsel van de ‘vernieuwende reactionair’. Dalí was dat ook. (Wat tegengas voor zijn bewonderaars levert Orwells visie op Dali). Geen wonder dat Cruyff er later terecht kwam en aanbeden werd (ook al omdat hij zijn zoon Jordi noemde).

De beklimming van de Montjuic op een mooie, zonnige novemberdag. De parken en tuinen met palmen en pijnbomen, de Mediterranee, zo blauw, zo blauw. 

De oudere vrouw die mij aanklampte om nog te zeggen dat in dat mooie Modernista-huis daar aan de Passeig de Gracia “Todo sobre mi madre” (“Al about my mother”) van Almodóvar was opgenomen. 

Alle beelden van de stad en van de gelezen boeken die vlak voor het slapen gaan door mijn hoofd tolden. 'Stad der Wonderen' van Mendoza. 'De Schaduw van de Wind' van Zafon, "Spain's answer to The Da Vinci Code". (Er is al een Zafon-route. Uiteraard.) 'Literary Walks Through Barcelona' was een andere favoriet van mij. De woningen van de Eixample nog op mijn netvlies als afgevlakte Rennies in hun doordrukstrips. Orwells 'Homage to Catalonia' moet ik ook nog herlezen, verdomme! En trams! Ze hadden vroeger trams in Barcelona! Natuurlijk. Vroeger was alles veel mooier. (Nee, dit is mijn Barcelona niet meer!)

De foto van drie Nederlanders –waaronder twee heel dikke- in de Catalaanse krant ’La Vanguardia', met als titel: “La Rambla de los otros”, “De Rambla van de anderen”, de toeristen, degenen die de Barcolonezen verdrijven van hun geliefde plekken en er een Burger King Allee van maken. De discussie over de voor en tegens van het 'turismo masivo' is in volle hevigheid losgebarsten.

Mijn grote vriend S., de Pakistaan, van de ‘Alimentacion’ (een soort C-10), die vanuit Londen het vliegtuig naar B. had genomen omdat ze hem op Heathrow direct vroegen wat hij kwam doen. En hij mocht er ook niet roken. Al die andere immigranten. (‘Punjab Telecom’). Een bleef me ook nog bij: hij staarde van achter uit zijn naaiatelier droefgeestig door de ruiten van zijn niet erg druk bezochte winkel.

De medereizigers in het vliegtuig op de terugweg. De Surinaamse kapster van Frenk Rijkaard die hem was wezen knippen voor € 1500. De Fries die als belangrijk CV-detail vermeldde dat hij een keer was ingevallen bij de 'Blauhuster Dakkapel.' De piloot die zich als een al te gezellige late night DJ telkens vanaf het flightdeck meldde: ‘En dan gaan we zometeen docken bij de Charley 10.’ 

Mijn lieve reisgenote P. En zoveel meer indrukken. En het is er allemaal ook nog in DaPiet zijn bolletje. En daar draait het momenteel rond als in een maandagse wasmachine. Hoor, daar tikken de harde stukjes Gaudiaans keramiek tegen het ruitje. En hij heeft de witte weer niet van de donkere was gescheiden.

Ja, mensen, het was weer een monumenten-orgie, een DaPiets boeken-tapas. Hij wilde weer teveel. Hij wilde weer alles. Hij moest weer kotsen. Geen wonder dat ik gisteren zo moe was. Moe van DaPiet die moe was van alle wonderen.

zaterdag 17 november 2007

Lifestyles Of The Not-So-Rich And Not-So-Famous




DaPlien en DaPiet hebben de laatste tijd een voorkeur voor appartementen boven hotelkamers. In een appartement kun je meer leven, vinden wij. (Getverdemme: wij!). Met een beetje zoeken valt de prijs ook nog alleszins mee. Zeker als je in november gaat. Zo hadden wij in Barcelona een zeer fijn appartement, dat met twee badkamers (nou ja, 1 met douche, 1 met bad), een logeerkamer (nou ja, met een stapebed; het was vast tegengevallen, Flop) en een terras (nou ja, wel heel schuins aflopend en met zicht op alle soapafleveringen van de slopperia), een beetje naar luxe zweemde -laten we zeggen: ons soort luxe. Not that we did mind... (Het 1 noch het ander.

donderdag 15 november 2007

De Gran Via Dolorosa Van Het Moderne Toerisme

Soms zit het even helemaal tegen, als toerist. We zouden vandaag naar Tibidabo en Parc Güell. DaPiet was helaas vergeten de kaart van Barcelona mee te nemen, en we waren al een eindje op weg nergens naar toe. Maar DaPiet had zijn Tomtom op de smartphone bij zich! Helaas dacht die juist vandaag dat DaPiet in Zaragoza zat en van daar uit naar Barcelona wilde lopen. Nog maar 125 kilometer!

De zon scheen weliswaar, maar het was meer een soort windrukkerig strandweer. Op het Plaça Catalunya, waar we een toeristenbus wilden pakken naar Parc Guell, was toevallig net een demonstratie aan de gang. Maar even zitten dan, want we voelden ons ondanks meer dan negen uur slaap nog steeds niet helemaal van de frisse.

De ober van een Chiqueria aan de Paseig de Gràcia bracht een verkeerd duur broodje (laat maar) en was de bestelling van DaPlien zefs maar helemaal vergeten. Hij bracht tot slot een rekening met daarop Bittburger bier, terwijl DaPiet toch echt puur bronwater had gedronken. (Alsof juist hij het verschil daartussen niet zou weten!).

Daarna dacht Pau dat ze haar portemonnee kwijt was. Paniek! Het was niet zo, maar de dag zat vol met dit soort incidenten en incidentitos. Toen liepen we de hele Paseig de Gràcia af en kwamen eindelijk na een overdosis buitenwijks rondweggas met hele stromen toeristen aan bij Parc Güell. Waar godvergeme helemaal niks te zien was, behalve de ingang en de langste keramische bank met Japanners ter wereld.

Dat hele Güell is eigenlijk alleen een kleurig geglaceerd uitkijkpunt voor toeristen. We hadden ons weer met boter en suiker in de briljante flaptekst van Barcelona laten wikkelen! En voor aap in de etalage laten leggen. Om weer andere toeristen te trekken.

Zo begint toerisme steeds meer op een smartelijke kruisweg te lijken. Waarvan de gang verplicht is. Maar waaraan wel een volle aflaat verbonden is. Biddend en herdenkend leggen we massaal de weg van De Eerste Toerist af, van Hij Die Ons Voorging. “U loopt eerste de Via Dolorosa af, en dan twee keer rechts en dan links en dan komt U uit bij de Santa Maria del Point of Interest.”

Het belangrijkste effect van Gaudí’s creaties in deze stemming was bij ons: aude vrautjes willen schoppen. Oprotten! Met je waggelende eendepas, je gewatteerde groene jagersjas en je schilferhoofd dat door je dunne opgefoehnde oerangoetang kleurspoeling heenschemert! Nonnen –ook wegwezen! Bochelaars en mensen zonder handen en voeten wil ik hier al helemaal niet zien! En Japanners. God, wat haat ik die kunstkutjappen met hun stomme safarihoedjes.

Eenmaal weer uit het park, doken we direct een taxi in -en naar huis! De beste beslissing van de dag. En lekker lezen. Geef mij maar een goed boek mensen! Als het maar niet over die Antonio Gaudíef gaat. Dat universele keramische schoorsteenwegwerkgenie.

woensdag 14 november 2007

Woensdag: Montjuich-dag

De dag begint mooi: zon, 18 graden. We zitten boven op het terras, ontbijten, lezen en lunchen met warm stokbrood van de bakker aan de overkant. (Kaas en extra scherpe chorizo erop, hmmm). Verdomd, het is zelfs warm. Ik kan me geen 14 november herinneren, waarop ik de hele tijd een vlieg van mijn arm probeer af te slaan.

Ik lees natuurlijk in Robert Hughes. In 'Het epos van Barcelona, koningin der steden' lees ik: "De vroegste namen van de twee rivieren die het middeleeuwse Barcelona begrensden, waren Merdanca (strontrivier) en Cagallel (drollenstroom); hun water was in de veertiende eeuw volstrekt ongeschikt als drinkwater en zo is het altijd gebleven." Dat dachten wij dus al. Dus zeulen we weer een plastic 8 litertank Ribes Aigua mineral natural naar boven.

Dan wordt het tijd eens wat te ondernemen. Omdat we al dagenlang op die Montjuich zitten uit te kijken en het lekker weer is, gaan we daar naar toe. Tussen palmbomen, pijnbomen en kaktussen beklimmen we trappen en paden, wandelen door fraaie parken. Er is een botanische tuin die merkwaardig genoeg is gewijd aan Petra Kelly, de politica van de Duitse Groenen, die zo treurig aan haar einde kwam. Het is ook een treurige tuin, die wel ergens begint, maar nergens toe leidt. Uiteindelijk komen we bij het het kasteel boven op de berg dat een fraai uitzicht op de stad en de zee biedt. De Sagrada Familia is duidelijk herkenbaar.

Robert Hughes vindt het maar niks dat het ding met vooral Japans geld af wordt gebouwd. Het wordt een "inerte kopie van een niet-bestaand "origineel'." Het project wordt verdedigd met de verwijzing naar de middeleeuwse cathedraalbouw, een collectief werk van lange adem. Volgens Hughes klopt dit niet. "Ten eerste omdat Gaudí achter het masker van armoede, nederigheid en zelfverloochening een van de meest eigenzinnige en egoistische genieën was die ooit hebben geleefd [...]" Ten tweede omdat de kwaliteit van zijn 'opvolgers' te wensen over laat: vaak wordt er regelrecht wansmakelijke rommel op de kerk geplakt ("potsierlijke Darth Vader centuriones").

Dan zakken we de berg weer af terug naar de stad.Tijd voor een korte siësta. Loompjes in bed liggend lees ik nog wat over de vroege geschiedenis van Catalonië. Over Koning Jaume I, een grote koning uit de dertiende eeuw. Hij had rood haar. Hij veroverde Majorca op de Moren. Ja, dat deed hij. Opeens voelde ik mijn moede bergbeentjes. Toen ik weer wakker werd was het donker.

maandag 12 november 2007

Hebbes: Ons Eerste Appartement!


Ik wilde even het appartementje voorstellen dat wij in Barcelona gekocht hebben. We zitten hier op het dakterras. De rest zal ik de volgende keer wel laten zien. De Gaudi-suite, de Picasso-keuken, het Miro-hoekje. Vijfhonderd duizend euro, het is niet niks. Maar zei ik tegen Pau (Catalaans): dit voelt zo goed!

Kijk het zit zo. Wacht, even m'n sigaar weer aansteken. Pffff. Kijk. Het duurt een tijdje, maar dan realiseer je je dat er met gewoon werken eigenlijk geen droog brood valt te verdienen. Ik draai nou zo'n 50 jaar mee op dit bolletje en als ik na al die tijd 1 conclusie mag trekken is het deze: Werken is voor de dommen. Alleen met real estate bereik je iets.

En we kunnen het nou wel zeggen: dat gedoe over dat boek van Pauline, dat was maar een cover voor onze geheime vastgoedactiviteiten. Jullie trapten er allemaal in, he? Joh, romans schrijven. Kost bakken met geld.

Nou. Eerst hebben we Berlijn bekeken, daar gaan we binnenkort een woninkje aan onze portfolio toevoegen. Prenzlauer Berg. Is hip. Er wordt veel gebouwd, de markt is ruim, maar niet iedereen kan direct een woning kopen. Wij wel. Binnen tien jaar hebben we het er uit. Dat is beter dan die 1 % rente van die bedriegers van de Postbank!

En dan dus in Barcelona ook eentje. Hier is het altijd lekker weer. Joh, ik kan mijn boekenkasten kwijt op het terras, het regent toch nooit. Nee, we zitten hier lekker. Plien was wel het mooiste vergeten: de Montjuic, die berg daar rechts. Maar ze wist dan ook niet dat-ie op video stond. Ik ook niet. Anders had ik mijn mond wel leeggegeten.

zondag 11 november 2007

Nationale Gaudi Overschattingsdag!

Het gastenboek van het Gaudi's Casa Battlo (zie hierboven) stond vol met Fantastic!, Fabulous, Maraviglioso! en Stupendissimo, en ga zo maar door. En dat was te verwachten, want dat is wat men zegt dat het is. En wij papagaaien dat na. Van de weeromstuit noteerde ik ook een reactie.

Dit vreesde ik vanmorgen dus al een beetje: het Barcelonakatertje. Ik schreef toen in mijn geheime dagboek dat ik misschien wel eens door Barcelona teleurgesteld zou kunnen worden. Het is allemaal op voorhand al zo fantastisch! creatief! uniek! geniaal! Ik dacht aan Ab, die zo van Barcelona houdt en de stad uiteraard warm had aanbevolen. Maar Ab overdrijft ook altijd zo! Ik dacht aan Picasso. Heb ik eerlijk gezegd nooit wat aan gevonden. (Ik maak een uitzondering voor de Guernica.) Miro idem ditissimo. Die hele surrealistische studenten- en wonderkinderenkunst van rond de vorige eeuwwisseling mag van mij zo de shredder in. (Zo! En ik schrijf dit niet lichtvaardig, want ik weet dat miljoenen mij lezen.) In het Reyna Sofia in Madrid heb ik voor mijn hele leven genoeg dronken gitaren gezien.

Waarom is Picasso zo populair? Is het zijn werk? Hij is toch vooral fameus als belichaming van het Ultieme Creatieve Genie. De man die zichzelf, de wereld en het universum telkens opnieuw uitvindt door zijn intuitie te volgen. Picasso die voor zijn eten betaalt door een tekening op een servetje te maken. De man dus die zijn eigen geld munt. Dat lijkt ons wel wat.

Elf november, het is bekend, is Nationale Gaudi Overschattingsdag. Voor speciale prijzen mag men op deze dag zijn scheppingen binnentreden. Casa Batllo, het huis met de gewelfde, 100% organisch-biologische gevel en de schelpenbalkons, bijvoorbeeld vraagt vandaag slechts € 16.50, normaal € 60.

Nationaal, dat wil zeggen: Catalaans. Overschatting wil zeggen: in de Catalaanse zelf-felicitaties neemt Gaudi een belangrijke plaats in. Catalaans wil zeggen: individueel anarchistisch, geniaal creatief, uniek bizar, grillig onvoorspelbaar. Ik kan wel zien dat Gaudi bizonder is. Hij kreeg de burgers van de negentiende eeuw zo ver dat ze graag zo´n voor die tijd toch vrij buitenissige creatie van hem wilden. Ik zag een foto van 1908, waarop vrouwen met hoge hoeden in een koets met paarden ervoor langs zijn gebouw bij Parc Guell reden -wat een contrast! Hij was modern omdat hij zijn tijd vooruit was, maar hij was geen modernist. Geen gewild burgertje pesten voor hem.

Het is alleen jammer dat ze hem door hun VVV-gezever levend begraven in zijn eigen huis. Ik hou van die art nouveau-stijl, van de Jugendstil, met zijn heerlijk slingerende trapleuningen, de vrouwelijke lijnen en overvloedig gebruik van het mooiste hout. Zo´n huis is ook een totaal kunstwerk: meubels, deurklinken en ventilatiesystemen kregen dezelfde aandacht van de architect. Ik vond dat Casa Battlo best mooi, heel mooi zelfs. (Alleen jammer dat ze alle meubels eruit hadden gehaald. Ik zag een oude foto...O, godverdomme DaPiet, hou op met je gezever over oude foto´s!) Maar je voelt: mooi, zelfs heel mooi, is niet goed genoeg voor het gastenboek an Gaudi. Ik houd niet van die dwang, dus schreef ik: 'Bagger! DaPiet, Holland.' Dat is flauw, ik weet het. Maar men laat mij weinig keus!

Toch denk ik na vandaag dat Barcelona een boek is dat je graag zou lezen, maar dat door zich door zijn opgeklopte de flapteksten bijna onmogelijk maakt. Uniek! Onvergetelijk! Reeds 550 miljoen exemplaren verkocht! Op een gegeven moment voel je zelfs bijna weerzin. Je weet dat het een of andere lul op de uitgeverij is. De schrijver zelf kan er niks aan doen. Toch schreeuwen die teksten je hele tijd toe. 550 million people can't be wrong.

Ja, als ze nou die flaptekst van Barcelona eerst eens een beetje zouden veranderen. Madrid heeft niet zo´n rare omslag. Ja, misschien houd ik wel meer van Madrid. En hier gaat het bizarre verhaal van mijn leven verder: mijn eerste liefde was Feyenoord, niet Ajax; ik was fan van Kees Verkerk, niet van Ard Schenk.

Maar goed, we hebben nog zes dagen. Ik heb in Barcelona alleen nog niets gevoeld van de opwinding en de ontroering die zich van mij meester maakten toen ik voor het eerst de Gran Via van Madrid aanschouwde.

zaterdag 10 november 2007

Ja, En Dan Zijn We Dus Nu In Barcelona

Het ligt in Spanje. In Catalonie. Ze zijn er gek op mijn boeken. Hele stapels van me in de winkels. (Zelfs in het Catalaans). En ze zijn aardig voor me: ze doen net of ze me niet herkennen. Ze weten dat ik even behoefte heb aan rust.

Maar schrijven kan ik hier nooit. Zelfs niet op mijn terras met uitzicht op Montjuic. Misschien is het de zee, iets mistrallerigs. Madrid ging ook al niet lekker, daar is ik het gewoon te droog, ik heb er altijd zo'n dor meseta-hoestje. En Berlijn, ja god, Berlijn is een bouwput, het is alsof je 100.000 bouwvakkers in huis hebt. Dus ja, is er sinds, es kijken, maart al niks uit mijn handen gekomen? Dat mag je toch onderhand wel een megablock gaan noemen!

Ja, op Schiphol (Shophill? Gekke vent!) maakte ik nog wel een paar aantekeningetjes. Alleen omdat het er die debiele, semi-futuristische overmoed heerste. Een ING-reclame: "Sell the moon, buy Jupiter." Het lijkt wel alsof er hier geen zwaartekracht heerst. Kijk, ik kan vliegen! Men verliest zijn anker in dronken zelfoverschatting.

Ik had net een boekje met teksten van Boeddha gekocht. Ik las: "Ik adem het voorbijgaande in; ik adem het voorbijgaande uit."

Bij de incheckbalie stonden geheel opgetuigde kerstbomen. Een nivo lager was men bezig aan een blauwig ijstoneel, van waarop zogenaamd grappige penguins ons alvast een fijn 2008 toewensten. Daar stond ook een verticale lichtkolom, waarop groene tekens de volgende zin uit de diepte omhoogstuwden: "Looking Back Is The First Sign Of Aging And Decay." Het had de lachwekkende ideologische drammerigheid van het betere Sciencefictionwerk. Ik wandelde over de Shopping Allee naar gate C14 over zwart marmer (echt, of niet). In de vloer zaten kleine stukjes nep- zilver die het licht reflecteerden: like diamonds layed out before you, consumer. In een winkel streelde ik de boekenstapels. Wat dacht ik nou? Dat ik in Barcelona wel zou kunnen schrijven?

'Namens de gezagvoerder Mevrouw Wildschut...' Een aantal mannen keek geschrokken. De vastgesjorde stewardessen verlichtten mijn vliegangst: 'Wel lekkerder dan de Delta 57, dit,' zei de een babbelig tegen de ander. 'Ja, en lekker om zeven uur alweer thuis.' 'D'r wordt lekker gekookt voor me vanavond.' Even later gingen ze aan het werk. Maar wat was er geworden van de godinnen van het luchtruim? Ze duwden een gammel metalen karretje door het gangpad met daarop David Beckham parfum, en krasloten!

We landden. Het weer: stralend. We namen een taxi; op deTomtom ('kortste route') checkte ik of de taxichauffeur ons niet bedonderde. (Aqui! Al derecho! Cabron!). Op een zonnig herfstig pleintje met voetballende jongetjes en oude mannetjes op banken wachtten we op de man met de sleutel. Een aardige, open, voorkomende man. Geen Spanjaard dus. Later gaf hij een kaartje: Yoram. Ik dacht aan Toledo: in dit land zijn alleen de Joden aardig. (Die hebben ze er dan in 1492 ook al uit gegooid. Maar ze kwam weer terug.). Hij bleef een tijd bij ons aan tafel zitten, terwijl we over heden en vooral verleden praatten: Spanje, Israel, het Midden-Oosten. ‘Looking back is a sign of ageing and decay.’

Een half uur later zit ik op het dakterras. Palmen, een meeuw, de nabijheid van de zee. Het schuimspoor van een boot, een zeil tegen de hemel. Dat Mediterraanse dat Madrid zo ontbeert! Ik kijk naar het kabelbaantje van de Monjuic. Voor me Robert Hughes' 'Het epos van Barcelona.' Mijn schrijfspullen binnen handbereik. De zon koestert. Ik pak mijn pen...

Maar het stinkt hier! Het is alsof er een grote drol van Franco ergens in het ondergronds rioolstelsel vastzit en de hele stad constipeert. Het water hier is niet lekker. Erger dan dat van Rotterdam destijds. Daardoor is de thee vies en de koffie walgelijk. Het water is zelfs niet lekker genoeg om onder te douchen. En ze hebben hier ook nog nooit van verse melk gehoord, die gepasteuriseerde viespeuken.

En...zo is er altijd wat. Omdat je toch altijd jezelf weer mee neemt. En ook al vermeldt het naambordje beneden in de hal: Pit dels Rics i Cadafalch. Dat helpt DaPiet niet.

zaterdag 27 oktober 2007

Werelderfgoed, Werelderfslecht

We wilden naar Toledo. Ab had al gewaarschuwd. De minst Spaanse stad die hij kende, toeristisch inferno. Maar ja, om vast te stellen of dat echt zo is, moet je er toch heen. Dat is de ellende van toerisme: je moet toch overal heen. (Wij verbeelden ons niet reizigers te zijn).

We arriveren op het station en wandelen dan omhoog. Daar zien we de stad al liggen. Dit is misschien wel het mooiste van Toledo: de nadering. De poort, de muren, de steile treden omhoog. De stad op een heuvel in een bocht van de Tajo. Eenmaal binnen zien we dat Ab wel een beetje gelijk heeft. Maar het is waarschijnlijk het lot van alle werelderfgoed. Dit soort steden bestaat alleen nog als ghosttowns.

De stad hangt vol met messen en zwaarden, keramiek, marsepein en andere 'tiepiekaalie spaaniesh' China-made rommel. Waanzinnig veel messen. Misschien verklaart dat waarom er zo weinig oorspronkelijke bewoners over zijn. Als je die messen en zwaarden overigens mee de trein in wilt nemen moeten ze eerst door een Marokkanenscanner waarop uitdrukkelijk een rode streep door een plaatje van een mes staat. Maar goed, dat is niet mijn probleem.

Strategisch gelegen was Toledo van oudsher een kruispunt van wegen. Dat verklaart dat ze er allemaal zijn geweest. De Moren, de Joden, Visigothen en noem ze allemaal maar op. Maar het waren slechts voorbijgangers. In de gids staat: "Uiteindelijk hebben alleen de 'Turistas', een vuilnisbakachtig Hunnenras, dat onder leiding van Generaal Baedeker in 1955 de stad binnenviel, hun stempel op Toledo kunnen drukken. De oorspronkelijke bevolking werd tot slaaf gemaakt en in de toeristenindustrie te werk gesteld. Tussen de twee kastes bestaat een stricte scheiding."

Duiven wieken weg over de daken van de Joodse wijk als we de hellende Callle de Angel aflopen. Een heel klein vleugje geschiedenis, te weinig. Er is een Joodse boekeria. Ah, mensen van het boek! Hier moet je zijn. Ze hebben behoorlijk veel. (Verder heb ik in de stad alleen een klein tweedehandszaakje gezien). Er is een bebaarde Joodse Spanjaard, iemand die aandacht lijkt te hebben voor jou als persoon, innemend en voorkomend probeert te zijn. Temidden van al die harde in zichzelf en in zijn clubje opgesloten Castillianen een sociale mini-douche.

Uiteindelijk kocht ik er iets dat ik niet had willen missen: een dik boek vol oude ansichtkaarten van Toledo (1898-1968). Ik had die kaarten ook al in het museum van de stad Toledo zien hangen. (Er was daar helemaal niemand). Muilezeltjes beladen met korven, vrouwen met kruiken, bedelaars bij brokkelende poorten en processies in niet opgeknapte straten. Je kunt iets natuurlijk fysiek proberen te bewaren. Het niet verwaarlozen, het opknappen. (Niet altijd even geslaagd. Sommige kerken zijn zo vers gerestaureerd dat het een Toledo-imitatie in La Vegas lijkt. Donald Quijote en Mickey Panza?).

Je kunt ook iets ongrijpbaars proberen te vangen: de geest van Toledo, de sfeer. Door middel van oude foto's, boeken. Dat hadden ze in het musem ook wel leuk gedaan: de eerste zaal die ging over de onderaardse gewelven Toledo, over de cisternen, het watersysteem van de stad. De ruimte was schaars verlicht, er klonken druppelende geluiden, geheimzinnige muziek begeleidde mooie vervloeiende filmpjes. Het thema van de volgende zaal verbaasde je al niet meer: de drie godsdiensten van Toledo met hun geheimen, mystiek, alchemie, ja zelfs tovenarij. Maar de uitgebreide collectie ansichtkaarten op de tweede verdieping was het mooist. Alleen daar bestaat Toledo nog. Ach ja, die historie-Piet. Om mezelf niet al te serieus te nemen had ik gewoon met het Bobbejaan-treintje terug naar het station moeten gaan. Er waren toch geen Toledanen om me uit te lachen.

Tickets For Toledo!

Als echte toeristen wilden we natuurlijk ook nog een dagje naar Toledo. Het ligt tenslotte op maar een half uur van Madrid. Maar kaartjes voor Toledo scoren bleek niet zo makkelijk.

Is heel makkelijk, zei de vrouw bij de infobalie. (Veel balies op het station, weinig info). De treinen vertrekken daar, en daar koop je een kaartje. Bij de kaartjes een nieuwe balie. Toledo? Vandaag? Ze lachte. No! Full. Booked. You need reservation. Ja, maar ergens anders zeiden ze dat dat niet nodig was. No! Je moet een reservering hebben. Die kun je hiernaast kopen.

Om een kaartje te kopen moet je eerst een nummertje trekken uit de automaat. Onder de knop staat: kaartjes voor morgen. De ruimte zat bomvol mensen die hoopten morgen naar Toledo te kunnen. Het weer was zo mooi, dat we toch liever aan vandaag dachten. Morgen zouden we wel een kaartje kopen om overmorgen naar Toledo te gaan. Manana por la manana.

Wij later weer naar de ticket office. Zelfde apparaat maar met een ander nummertje. Op het tv-scherm: geen Toledo. Weer terug naar de info-balie. Ticket for Toledo? Here? No! Domoren, iedereen weet toch dat na zevenen door een beschikking van het Ministerie voor de Tickets van Toledo de tickets for Toledo alleen nog in de Grote Ticket Office beneden verkocht worden.

Grote Ticket Office beneden bomvol. Een nummertje trekken. In de rij voor een nummertje. (Niet vergeten een nummertje te trekken voor de nummertjes). De nummertjes worden door een apart mevrouwtje uit een automaat getrokken. We hebben nummer 027. Op een scherm zien we dat ze op dit moment bij 645 zijn. Hoe lang moet je wachten? Pauline gaat vragen. Domoren! Imbeciles. Na 699 komt...000, dat weet iedereen. We weten nu in ieder geval dat er nog maar 82 wachtenden voor ons zijn.

We doden de tijd door met een Duitse health food journalist op doorreis te praten. Hij heeft boven een uur in de rij gestaan om te horen dat hij daar geen tickets kan krijgen. Domoor, wij hadden dat veel eerder door. Het was een beetje een hardliner, en ook erg Duits in zijn totale gebrek aan humor. Pauline had het op een gegeven moment over die mooie, grote Amerikaanse Wholefoods winkels met natuurvoeding. Hij zei: "But zee hef only 25% orkanik food!" Op een manier die een vage smeur van greppels en nekschoten bevatte. We besloten het er maar bij te laten.

Na een half uur stijgt de adrenaline: ons nummer is bijna aan de beurt. Bij een knorrige heer moeten we verdomd snel zijn met onze keuze. Heen en terug. Heen, om? blaft de man. Nou, half 12. Terug? vraagt hij. Wat? Hij: Terug! Welke tijd? Tjonge jonge, je moet opgeven hoe laat je weer terug gaat. Enfin, we hadden een kaartje. We voelden ons uitverkoren. En als je dan de volgende dag in het Claustro San Miguel de los Padres del Masturbacion Mutual staat, dan weet je: het is allemaal niet voor niets geweest!!

vrijdag 26 oktober 2007

The Maachine Ies Cloozed!

Of je het hem nou onverstoorbaar noemt ('imperturbable'), onverschillig (' indifferente') of onverschrokken ( 'intrepido') -goed voor je Spaans allemaal- maakt de Madrileense ober niks uit en het maakt mij eigenlijk ook niet uit, behalve dan dat het bijna onmogelijk is zijn aandacht te trekken. Dus als je een week gaat, trek dan een dag uit voor het bestellen en nog eens een dag voor het afrekenen. In de binnenstad zou een monument geplaatst kunnen worden: 'Aan hen die vielen tijdens het wachten op een tortilla van het een of ander.' Bij het schoonspuiten van de plazas worden altijd wel een paar uitgedroogde toeristen gevonden.

Het eten is in principe geweldig, het is ook echt een sociaal gebeuren. (Hier geen eenzame grazers, die met lege blik langs de hamburgerstraten struinen). Ze kunnen elkaar ueberhaupt wel goed hebben, die Spanjaarden. Ik zag in de boekhandel ' Fnac' weer hoe ze vreedzaam bijeen zaten op een klein oppervlak, sommigen gezeten op een halfronde bank, de anderen aan hun voeten op grond. Oude dametjes ondersteunen elkaar op straat. Geen rollator gezien in heel Madrid. Misschien zegt het iets over de eenzaamheid van oude mensen in Nederland dat ze niemand hebben die ze een arm geeft.

Er zijn ook waanzinnig veel restaurants, tabernas en barretjes en noem maar op ('cocktelerias'). Daar ligt het allemaal niet aan. Alleen beginnen ze pas te eten om tien uur. De tourist wil graag om zes uur eten als hij met brandende zolen, loeiende longen en een overdosis Goyas uit de benzinedampen opduikt. Dat wordt dus 'happas de tapas'. Maar zie er maar eens wijs te worden uit zo'n kaart.

De eerste avond liepen we hongerig een zaakje binnen. We zagen van die kaartjes waar je gerechten op kon aankruisen. Tapas! dachten wij. Maar ik kon de gerechten niet zo thuisbrengen. Bij elk gerecht stonden twee opties: pan normal en pan integral. Pan is brood, zoveel is duidelijk. Normaal brood okay. Maar integraal brood? Nu zie je hoe wanhopig die hersentjes toch alle onverwachte problemen proberen 'op te lossen'. Ook al moeten zij daarvoor een vierkantje in een rondje proppen. Dus kwam Don Pedro met de suggestie dat pan normal een normale portie brood was en pan integral bij elke portie tapas was inbegrepen. Logisch! No. De oplossing was veel eenvoudiger: pan integral is bruin en normal is wit. We zaten in een broodjeszaak, niet in een tapasbar. De broodjes waren overigens heel lekker, en ook nog goedkoop. Maar Pauline moest nog wel even naar de toonbank. Na vijftien minuten. Waar de broodjes bleven. "We are hungry." De schat!

Je denkt telkens dat Spanje een modern land is geworden. Dat ze een spurt hebben gemaakt sinds de dood van Franco. Dat is ook wel zo waarschijnlijk. Op bepaalde gebieden. Ze hebben hun Turks fruit ' ('Lucia y el sexo' ), ze hebben sexclubs en stout ondergoed (vermoed ik). Maar ze spreken nog steeds nauwelijks Engels en iets als klantvriendelijkheid is een onbekend concept. Dat komt waarschijnlijk omdat het is samengesteld uit twee voor de Spanjaard vreemde woorden: klant en vriendelijkheid. 'Passantennorsheid' bestaat wel, al is de Spaanse term me even ontschoten. Maar we kunnen het ook positief formuleren: ieder Amerikanisme is ze vreemd. Voordeel is dus dat je niet na elke hap wordt lastig gevallen met: ' Heeft het gesmaakt?' En ik heb ook godzijdank niet dat stomme moordlustopwekkende: 'En een fijne dag verder' gehoord.

Anderzijds betaal je soms een hoge prijs. Het is dan alsof je in een aflevering van ' Fawlty Towers' zit met alleen Manuel. Zonder John Cleese die allles uitlegt en probeert goed te maken. Zo wilden wij gistermiddag een capuccino bestelen op het Plaza de Chueca. De ober meldde ons doodleuk: 'No. The machine is closed.' Met een vanzelfsprekendheid die de verantwoordelijkheid geheel bij ons legde. Buitenlandse uilskuikens die niet wisten dat het Ministerie van Capuchino elke dag om half vier middels een ingebouwd tijdslot elke koffiemachine uitschakelde. Plien en ik keken elkaar aan: We waren weer op het terras van een 'Irritanteria' of ' Bruskeria' beland. Hadden ze misschien thee? 'No. Same machine.' Wat misschien achteraf verklaarde waarom niet alle capus in Madrid even lekker waren. Uiteindelijk gingen we maar akkoord met een flesje mineraalwater. We overwogen: het was geen echte Madrileen, die ober. De echte Madrileen legt namelijk niks uit, die zegt gewoon: "No!"

donderdag 25 oktober 2007

De Muil Van De Gran Via

Nu is dat helemaal niet gek dat ik bekaf ben. Madrid heeft dat effect. Allain de Botton heeft het over de moeheid die hem plots overvalt in Madrid; Enzensberger spreekt erover in "Ach Europa". Madrid heeft wel iets van Berllijn: het wil teveel, mist subtiliteit, heeft geen natuurlijke elegantie. ' Ongenaakbaar Madrid' heet het boek uit de literaire stedenreeks dat bij ik bij me heb.

Toch spreekt de goudeerlijke blufferigheid van deze stad mij wel aan. Blufferigheid, maar zonder protserigheid, een bijzonder soort provinciaalse grootheidswaanzin die ver boven zijn mogelijkheden richtte, maar juist daardoor toch iets tot stand heeft gebracht. Ik ben niet enorm bereisd, maar ik zou niet zo snel een straat in Europa kunnen noemen die zo'n gefrustreerde ambitie uitstraalt als de Gran Via. Ik hou ervan de muil van de Gran Via in te staren vanaf het terras van de 'Circulo de Bellas Artes'. In deze omhooglopende straat zie je de ader van de stad pulseren.

Ik steek ik de weg over, loop langs Hotel 'Metropolis' en wandel de Gran Via in en telkens denk ik: wow, even, heel even hebben ze zelfs aan New York gedacht, toen was het alweer voorbij. Maar ze wilden het wel. Ze wilden tenminste nog iets! Je kunt veel van de Madrileen zeggen, maar decadent of neurotisch is hij nooit geweest geloof ik. Meer over de Madrileen in het algemeen en de Madrileense ober in het bijzonder in het volgende bericht.

Je Neemt Jezelf Toch Altijd Mee

Ja, het is bekend, je kunt dus wel weg gaan, maar je neemt jezelf altijd mee. En dat blijft dezelfde Piet. Of het nou DaPiet, DerPiet of DonPedro is.

Dus daar zit je dan in je Madrileense appartement. En je krijgt evengoed geen letter op papier en ook niet op het toetsenbord, dus geen verhaal of blog. Ga d'r maar aanstaan. De Schrijversvakschool is allang weer begonnen, maar `Don Pedro nog niet.

Tja, en daar ga je naar Madrid, maar ja, daar ben je dus al een keer geweest. Gran Via, Atocha, Prado, espinacas con carbonzos, choricitos al infierno, patatas bravas, tonijn met gecarameliseerde ui, cojones del toro, carboncolos fritos, pinchos, flautos en dan weer alle ria's: cervezeria, taperia, chocolateria, paneria en noem het allemaal maar op en ik heb het allemaal al gezien en gegeten en weer doorgespoeld. Ik ben moe.

O ja, en dat leesbrilletje dat je daar ziet liggen, dat is dus van Pauline. Maar ik kan eigenlijk niet zonder. De jeugd is definitief voorbij.

Reizen is vergeefs. Het is ' De tuinman en de dood' all over deja vu again. Je neemt jezelf toch altijd weer mee. Jezelf -en veertig opladers. Alleen die van jezelf, die kun je nergens meer vinden.

maandag 22 oktober 2007

Han Arrivado En La Ciudad De Madrid

Na een vlotte vlucht van twee uur op de luchthaven van Madrid. Met een taxi naar het appartement. De chauffeur leek persoonlijk het verlies van Alonso gisteren in de Formule 1 te willen goedmaken, hij reed als een wilde. Pauline zei: Doe je gordel om, en praat maar niet meer tegen hem. Daar was ik wel blij mee, want van mijn toch al niet beste Spaans was niet veel over.

Het appartement werd nog even schoongemaakt en we wachtten in dit barretje, waar we temidden van tonnetjes bier, schommelende hammen en etende oudjes thee dronken en een broodje calamares aten. Op straat schoolmeisjes in uniform en dikke, schele jongetjes met voetbal.

Appartement wel wat kleiner dan in Berlijn en egeltjesseks, want het bed schommelt vervaarllijk. Gelijk lappietoppie aansluiten op ADSL natuurlijk, want men is verslaafd of men is het niet. Pauline stelt een lijstje van Neruda-locaties samen. En dan gaan we maar eens even buiten kijken, want het is nog verdomd lekker weer, 22 graden en zon. Helaas wordt morgen alles anders, en woensdag krijgen we regen.

dinsdag 16 oktober 2007

O, Gij Klopt Byzantijns Bladgoud Op Ons Pad!

Het was op het nippertje, maar vanmiddag kreeg ik deze herfst toch nog bij de panden van haar fraaie jas. Her coat of many colors, if I may say so. Ik heb tijdens de drukkke jaren te vaak een herfst verkloot en hoewel het me nu bijna weer -nee, toch niet, ik verliet fluks mijn zuurstofloze, donkere boekenhol en fietste naar Amelisweert. (Hier zie je mijn vertrekpunt Lunetten. Ik begaf mij in oostelijke richting, over de snelweg, en hup, snel de broccoli in! Onder de schaduw van het adresplaatje: Fort Rijnauwen).

Toen heb ik een tijdje lekker op een bankje op een heuvel tegenover Fort Rijnauwen gezeten. Daar zag ik de zon onder gaan. Waarom vind ik de herfst zo mooi? Waarom is oktober mijn maand? Te fel geluk schroeit mijn huid, dan ben voel ik me net zo lekker als een witte waterkip in een gloeiendhete pan. De lente is te evangelisch, de winter te somber, de zomer broedt pest en geilheid uit: alleen in de herfst is alles er. Alle kleuren (van lentegroen tot bokbierrood), alle weertypes (een buitje sproeit te midden van de zonnestralen), alle geuren. Het is een rijke melange die je neus vult en herinneringen brouwt. Ja, koel en kruidig, heeft de herfst de essentie van versgemalen bonen. Elementair seizoen. Tijd zonder noodzaak van klinkers. Als ik een Tsjech was, zei ik: HRBST!

Ik fietste verder langs het fortenwater en zag de Dom stil in de verte staan achter weilanden met koe -het moest niet veel Hollandser worden. Ik noem een Jan van Goyen. Een Piet van Leyden. Ik snoof met graagte de intredende frisheid binnen.

Vanwaar mijn herfstmystiek? Mag ik de zomer niet? Nu ja, de zomer is een dronken vrouw. Die je recht op je bek wil kussen. En jij hebt ook zo je plannetjes met haar. Ze heeft de adem van een warme asbak, rode wijntanden en je voelt haar hete kruis door je broekstof heen. En hoewel ik niets tegen geilheid heb: de herfst is anders. De herfst kan je wang strelen met de tederheid van een nooit verklaarde liefde. De herfst is het geheimzinnige, romantische zusje van De Ietwat Clichematige Grote Blonde Stoot. En je bent nog altijd in stilte verliefd op haar langzame glimlach. We hebben het hier over het verschil tussen seks en erotiek. Herfst is erotiek voor gevorderden. Maar ik herhaal mijzelf.

Laat ik een ander maar eens herhalen: "de droog gewaaide beek/ vult zich langzaam op met bladeren en door het bos speelt moe de wind. o plotseling beginnend woest geluk/ te kleine ziel/ om deze wilde vreugde te bevatten." (H.H. ter Balkt aka Habakuk de Balker).

Ik voel me gewoon goed in de herfst. Ik rijd rond en stop regelmatig om dingetjes te noteren in een kladblok. Ook snater ik spontane, ongecensureerde herfsgedichtjes. Als ik een zwarte man met fiets plus kinderzitje zie lansgkomen: "Een neger die meezingt in de kerk/ een neger met een kinderzitje achterop/ die is goed bezig, die is vandaag de Bob/ niet alleen maar dat dansen, dat knokken en dat neuken/ maar een neger die meehelpt in de keuken.”

Na anderhalf uur kom ik bij landgoed Amelisweert uit. Het duurt even voordat ik de weg over kan: over het dropzwarte nieuwe zoab glijden de forensen als zelftevreden goden huiswaarts. En ook ik, dan. Met de laatste vreugdestralen herfstlicht op mijn opslagkaart. Maar dat de vreugde niet te wild worde nu.

De Traditionele Makkejannenjacht!

Zaterdag, 13 oktober, Maarsbergen. Familietraditie: op de verjaardag van mijn vader gaan we met z'n allen op jacht naar de beste lekkerste kastanjes. Wij jongens en meisjes van de Heuvelrug noemen kastanjes ook wel makkejannen. We kennen ook nog steeds het woeste gebruik: met de mond vol makkejannen aan iemand te vragen of hij soms een gespikkelde beer wil. Ja, wij zijn een raar sub-volkje hier, bijna net zo raar als die lui uit Wombarg, gunsteropan.

Maar 13 Oktober wroeten wij dus gewoontegetrouw temidden van de gouden stralen van de Oktoberzon als truffelzwijnen in de grond. Ergens diep in het bos. Op een plaats die geheim is en die ons rechtens toekomt. Aangetrouwd spul van de familie wordt ook niet aangeraden die plek in de openbaarheid te brengen. (Ondanks de gemoedelijke indruk is hier wel degelijk sprake van een keiharde clan. Enige merkwaardige met blad opgevulde greppels in het bos getuigen daarvan. Als je ze weet te vinden.)

Helaas hadden we deze keer geen tijd de kastanjes ook nog te bakken. Bakken, en dan zout erover, hmmmm. Maar we moesten naar de Chinees. Dat vindt mijn vader namelijk nog steeds veel lekkerder dan allerlei natuurspul. Maar het was er weer geweest te zijn, in de bossen van mijn jeugd. En het is op 13 Oktober altijd mooi weer. Ook traditie. Zulk mooi weer is het deze maand, ik vraag me af of die mensen die op hun blog de hele tijd maar mekkeren over de mislukte zomer, daar eigenlijk wel dankbaar voor zijn.

O ja, de foto's! Natuurlijk, natuurlijk. Hier zijn de foto's. (Ze zijn een beetje blauwiig, heiig of anderzins mislukt, maar ik ken mijn nieuw smartphone nog niet zo goed.)

vrijdag 12 oktober 2007

Islamitische Tsunami?

Op de schetsen van het nieuwe Anhemse station ziet het er wel zo uit. Ze hebben namelijk alle poppetjes zwart gemaakt, waardoor iedereen met ook maar halflang haar eruit ziet alsof-ie een hoofddoekje draagt. Nee, dit gaat ons Geert niet leuk vinden.

woensdag 3 oktober 2007

Reichsmann Op Werkbezoek In Westergasfabriek

Werkbespreking Canon, Amsterdam, 3 oktober, 14.55 uur. Dit is het door het impresariaat opgegeven adres: Haarlemmerweg 8. Maar dit is dit niet het Canon Service Center. Dit is de Westergasfabriek. Of een Byzantijnse kerk met een Shoa-herdenkingstentoonstelling erin.

De contactpersoon kan ik even niet bereiken. Ah, toch! "Klopt, Piet, je bent op het terrein van de Westergasfabriek, daar vindt het event plaats." Op 10 oktober. Nou, ben ik ook eens op tijd.

Hij komt hierheen, doen we de werkbespreking hier. Ik ben niet scherp de laatste tijd. Eergisteren op weg naar Amsterdam in plaats van Bussum. Nog een geluk dat ik op het laatste moment zijn telefoonnummer had genoteerd. Ik ben ook van nature wel verstrooid hoor. "Ik heb hier een werkbespreking, " zeg ik aan de balie bij de ABN. "Met wie?" "Tja, dat is een goeie vraag." Bij Interpolis was ik een keer een dag te vroeg. En toen ze me voor het programma "Taxi" vroegen -al een hele tijd geleden- zei ik: "Leuk idee!" Twintig minuten later moest ik ze vertellen dat ik geen rijbewijs had.

Leuke werkbespreking, capuccino erbij. Vast leuker dan op het Canon Center. En ik weet vast waar ik op moet treden volgende week.

Krijg een draaiboek mee. Vind ik altijd leuk. Geinig om te zien dat zo'n event al zeven uur 's morgens opgebouwd wordt, 11 uur voordat ik spreek. "8.00 uur: aanvoer van vloerbedekking en aansluitend stoffering." Strak afgerokte tafels, vond ik ook altijd zo'n mooie. "10.00 uur: wateraansluiting bij biertap, eventueel d.m.v. tuinslang." Hmmm. "11.00 uur: aanvoer knuffels. Knuffels worden tegen de rand van het podium, als decoratie opgesteld." "17.00 uur: aankomst Peter Reichsmann. NB spreker krijgt gereserveerde plaats op de eerste rij." Juist! Ik heb er nou al zin in.

maandag 1 oktober 2007

Herr Reichsmann Is Vandaag Herr Mueller (SAP)

Bussum, 't Spant, Accenture, 15.25 uur. Achter het zwarte doek op het podium wacht ik. Ik steek mijn arm uit, de zaal in, om een foto te maken. Niemand ziet mij. De vorige spreker is nog bezig. Saaie man, schiet toch op! Nee, dus.

Ik ga weer naar beneden, de gewelven in: verlaten kleedkamers, artiestenfoyer leeg, hier huist het Spook van de Opera. Ik doe de felle lampjes aan in de kleedkamer, het is snel warm. Dwangmatig repeteren. Ik ben vandaag Herr Mueller en niet Herr Reichsmann. Dat moet ik goed beseffen, anders verkloot ik het gelijk al.

Ik word gebeld: ik kan naar boven komen. Iemand leidt me de zaal in en zet me vooraan neer. de man is nog steeds druk in de weer met slides bomvol onbegrijpelijke organisatieschema's. Dan de vragen. En de antwoorden. En dan ben ik aan de beurt.

Het is net als vorige week een subsessie van een groot congres. Mannetje, vrouwtje of 50. Slim, jong, ICT. Deze keer begrijpen ze het wel. Het gaat lekker. Ik kan al snel intern het sein ´geslaagd´ geven. Verbaas me er weer over hoe terplekke geimproviseerde dingen er soms uit springen, zo´n hele frisse lach opleveren. Het is eigenlijk niks bijzonders. Ik zeg dat hierna in de plenaire sessie Hans van Breukelen zal spreken. Waarschijnlijk ook over het EK ´88. Droog, als Duitser: "Dan ben ik dus al weg." Ik zou best wel weer eens stand-up willen doen. Maar dat vreet energie. Mijn act als Duitser niet.

Om tien over vier ben ik alweer klaar. Ik krijg een mooie fles wijn. Die geef ik gelijk aan chauffeur Murat. Hij is moslim. En slaat al mijn flessen bij hem thuis op in de kelder. Ik zal de flessen meenemen voor het feestje van Pauline aanstaande zondag.

zondag 30 september 2007

Praten Over Boeken Die Je Niet Gelezen Hebt

Dit is een boek dat ik niet gelezen heb. Maar waar ik toch over praat. En dat is mooi, want de titel luidt: "Comment parler des livres que l’on n’a pas lus?" Frans. Dat gaan wij dus sowieso niet lezen. Maar er is een Engelse vertaling: ‘How to talk about books you haven’t read?’ Die vertaling komt 30 oktober uit. Maar dat maakt dus niks uit. We kunnen het er nu rustig al over hebben. Ook al hebben we het niet gelezen. En ook al gaan we het niet lezen. Geen probleem. Volgens de schrijver ervan: Pierre Bayard.

Bayard –professor in de Franse literatuur en psycho-analyticus- snijdt een modern taboe aan: niet-lezen. Onze maatschapij is toch nog steeds een leesmaatschappij. We voelen ons verplicht boeken te lezen. We voelen ons ook vaak verplicht ze helemaal te lezen. (Boek-zappen doe je niet). En ja, je moet een boek ook gelezen hebben om er over te kunnen (mee)praten.

Bayard verdeelt zijn boeken in vieren: (1) “LI” wil zeggen “livres inconnus”: boeken die hij niet kent; (2) “LP”=“livres parcourus”: boeken waar hij doorheen heeft gebladerd; (3) “LE”= “livres dont j’ai entendu parler”: boeken waar hij over heeft horen praten; en (4) “LO”- “les livres que j’ai oubliés”: de boeken die hij heeft gelezen, maar waarvan hij de inhoud is vergeten. (Er zijn dus blijkbaar geen boeken die hem zijn bijgebleven. Maar goed, daar ben je tenslotte professor voor.)

Ulysses bijvoorbeeld is "LE" (3): veel over gehoord. (Voor dit boek: zie enquete onderaan de pagina.) Hij zegt dat hij het boek niet heeft gelezen, maar het wel kan plaatsen in zijn literaire context. Hij weet dat het een soort remake was van de Odyssee. Dat het eb en vloed van het bewustzijn volgt. En dat het speelt in Dublin binnen het bestek van 24 uur. Als hij college geeft, heeft hij het vaak over Joyce.

Hoe LePierre dit allemaal weet? Heeft LePiere de Franse editie gelezen? Is LePierre helderziend? Mais non. Maakt ook niet uit. Het is tekst, er zijn mensen die dat gelezen hebben, die erover geschreven hebben en dat staat op internet, het is een mening, het gaat over een thema. Daar zegt Bayard bepaalde dingen over en daar vind ik ook dingen over. En jullie vast ook. Dus wij kunnen het er over hebben. Tot we het boek gaan lezen. Of niet. Ik vind dit zo verfrissend mensen! Dat boek moet je willen lezen! (Slim mannetje, die Bayard).

Ik heb trouwens al een keer tussen neus en lippen laten weten dat ik vrijwel zelden een heel boek lees. Ik citeer uit boeken die ik nauwelijks of helemaal niet gelezen heb. En waarom ook niet? Ik heb een keer een geweldig essay geschreven over 'Der Zauberberg' van Thomas Mann. Een boek, waarvan ik toen net drie pagina's had besnuffeld (daar is het sindsdien ook bij gebleven.) En ik ben altijd in tien, twintig boeken tegelijk bezig.

Ik wist wel dat dat allemaal een beetje gek was. Maar het is altijd leuk als een professor zegt dat dat helemaal niet zo gek is. Tenminste: ik denk dat de boodschap is van dat boek. Nou, 30 oktober komt de Engelse vertaling. Hoe zit dat? Kan het echt? Praten over boeken die je niet gelezen hebt? On verra.

zaterdag 29 september 2007

"Alkohol Ist Das Dressing Fuer Deinen Kopfslalat"


En dan nu muziek. Op veler verzoek: Alkohol – Herbert Groenemeyer (1985). Gisteren nog geciteerd. Weer Duits. Ik ben wel bezig. Ik ben een halve Duitser, joh. Ik krijg ook geld van het Goethe-Instituut. Landverraad!

Superslecht clipje (22 jaar geleden, geen geld), aardige muziek, affengeile tekst! Mooi om te draaien op een herfstige katerdag.

"Wir haben wieder die Nacht zum Tag gemacht/ Ich nehm mein Fruehstueck abends um acht. Gedanken fliessen zaeh wie Kaugummi/ Mein Kopf ist schwer wie Blei, mir zittern die Knie. Gelallte Schwoere im rotblauem Licht/ Vierzigprozentiges Gleichgewicht. Graue Zellen in weicher Explosion/ Sonnenaufgangs- und Untergangsvision.

Was ist hier los, was ist passiert/ Ich hab bloss meine Nerven massiert. Alkohol ist dein Sanitäter in der Not/ Alkohol ist dein Fallschirm und dein Rettungsboot. Alkohol ist das Drahtseil auf dem Du stehst/ Alkohol Alkohol Alkohol.

Die Nobelscene trumt vom Kokain und auf dem Schulklo riechts nach Gras. Der Apotheker nimmt Valium und Speed/ und wenn es dunkel wird, greifen sie zum Glas. Was ist hier los, was ist passiert/ Ich hab bloss meine Nerven massiert.

Alkohol ist dein Sanitäter in der Not/ Alkohol ist dein Fallschirm und dein Rettungsboot. Alkohol ist das Drahtseil auf dem Du stehst/ Alkohol ist das Schiff mit dem Du untergehst. Alkohol ist dein Sanitter in der Not/ Alkohol ist dein Fallschirm und dein Rettungsboot. Alkohol ist das Dressing fuer Deinen Kopfsalat/ Alkohol Alkohol Alkohol..."

vrijdag 28 september 2007

Bieden Boeken Troost Bij Verdriet?

Pauline vraagt zich op haar blog af: helpen boeken bij verdriet? Om maar met gelijk met mijn deur in huis te vallen: Neen. De Botton mag dan op de omslag van zijn boek over de troost van de filosofie een hele huisapotheek aan heilzame schrijvers hebben laten fotograferen, wij weten wel beter. ‘Bij liefdesverdriet: Schopenhauer.’ Even niet. Al zijn het flinke pillen.

Verder verloopt het proces precies als Pauline beschreef: de grappige Bill Bryson opeens stompzinnig lichthartig, de melancholisch herdenkende Sebald veel te zwaar, een ander niet precies herfstig genoeg. Nee. Je bent op zoek naar het boek dat precies alleen voor jou geschreven lijkt. (Soms komt het voor. Als je jong bent. 'Heksensabbath' van Maurice Sachs bijvoorbeeld. Het had dan ook als ondertitel: "Verslag van een ondraaglijk leven.") Wat ik dan doe, bij verdriet? O, ik ga altijd drinken.

Alcohol doodt de worm die in ons is. Het komt op plaatsen waar andere schoonmaakmiddelen niet kunnen komen. "Alkohol ist dein Sanitäter in der Not. Alkohol ist dein Fallschirm und dein Rettungsboot. Alkohol ist das dressing für deinen Kopfsalat." (Herbert Grönemeyer).

Alcohol verhoogt het zelfmedelijden, het laat de tranen zo rijkelijk o vloeien. Muziek helpt daarbij nog eens enorm. Favoriet zijn de droefgeestige Theodorakis-liederen van Margarita Zorbala. Bijvoorbeeld ‘Dromoi Paloi’ (‘Old paths/ That I regard with infinte love and hatred’): haar donkere stem, een melancholieke fluit, en een bouzouki die rechtstreeks op de kattedarmen van je verdriet lijkt te tokkelen. Ik geloof dat Flop ook zo’n homeopathisch muziekbibliotheekje heeft.

Als het huilen Niagara-proporties bereikt, helpt alleen het ruisen van de zee. De zee, ja dat is de enige die me dan stil krijgt. Mijn verdriet lost op in iets groters, hoe onverschillig het daar ook aankolkt en wegglijdt, het is mysterieus troostend. Zoals ook de aanblik van de sterrenhemel niet je eenzaamheid opvoert met haar zogenaamd koude oneindigheid, maar juist geborgen in zich opneemt. (Zet hier Candlelight-muziek onder en je weet dat het bagger is. Daarom mogen alleen hele speciale mensen gaan dichten, als ze verdriet hebben. Zoals de gemankeerde DaPoetPiet al eens zei: men moet de umlaut die het verschil maakt tussen poetisch en poëtisch toch echt verdienen. En wat de gedichten van Anna Enquist betreft is het mij misschien vergund op te merken, dat ik hoop dat ze verder altijd gelukkig blijft.)

Natuur en muziek bieden troost. Boeken minder. En alcohol? In ieder geval zet zij het denken stop. En voert het zelfbedrog genadiglijk op. Als je op zo’n donkere dag al leest: hoogstens in eigen werk, om dubbeltongig te constateren: ‘Ik ben toch een genie!’

’s Anderendaags overbluft de lichamelijke pijn de geestelijke door overtuigend te suggereren dat ze erger is. Het voert de intensiteit van de ellende af via andere afvoerkanalen dan het hoofd, namelijk maag, mond en kont. Dit is het Grote Auskurieren.

Op de bank liggen als een herstellende; alle energie die je hebt gebruiken om zwakjes “O, o, o” te prevelen; kippesoep slurpen (1 boek heette “Chickensoup for the soul”: leuk geprobeerd!); kijken naar een kleine klompkever op een boomtak en dat helemaal het einde vinden.

Mij brengt alcohol -mits onmatig gebruikt- doorgaans terug in een middeleeuws universum dat nog die (door Huizinga zo fraai verwoordde) intensiteit van licht en donker kent: men zondigt, men valt; men doet boete, men richt zich weer op en wandelt naar een nieuw Compostela van de ziel.

Maar het is een paardenmiddel. En het is inmiddels uitgewerkt. Dromoi Paloi: Old paths that I regard with infinite love and hatred. Ik heb het de afgelopen maanden ook maar 1 maal gebruikt. Dat was toen jij een avond weg was, lieve Plientje. En sinds ik jou ken ben ik allang niet meer zo verdrietig als vroeger.

Dus, en, maar toch, mensen, als je leest: hij leest, dan gaat alles goed. Ik lees. Wat Plientje schrijft. En Marina en Flopke. En mijn oog valt op een leuk citaat: "Een dronken man mag van een kar vallen, maar bezeren zal hij zich niet want zijn geest bevindt zich in beveiligde toestand. Als dronkenschap dit al vermag, wat dan niet spontaniteit?" Troostrijk. Ook door die hele lichte toon van begripvolle Zen-ironie.

donderdag 27 september 2007

Duitse Humor: Hurz!

Duitsers hebben geen humor. We weten het wel zeker. Vergeet het maar! Ze hebben humor. Vind ik. Mijn favoriet is Hape Kerkeling. Hij werd bekend met het bovenstaande filmpje, 'Hurz!' genaamd. Hij en zijn pianist voeren een zaaltje muziekliefhebbers tot aan de grens van de waanzin. "Der Wolf! Das Lamm! Auf der gruenen Wiese. Das Lamm schreit: Hurz!" (En zo schitterend, op het einde, die vrouw die kinderlijk beledigd zegt: "U mag mij niet dom noemen, omdat ik het niet begrijp").

En wij maken ons graag wel eens lustig over de Duitsers, maar omgekeerd gebeurt dat ook. Al lijken wij dat niet zo goed in de gaten te hebben. Dit is Hape Kerkeling als Bea. "Even lekker Mittagessen. Toll!"

En dan hebben we nog de interne humor: Hape Kerkeling als Horst Schlämmer, een Oost-Duitser met bierbuik, loszittend kunstgebit, regenjas en een jaren zeventig mannentasje. En hij snorkt als een Duits varken! DaPiet vindt dit echt hilarisch. (Hier legt hij Horst uit bij Harald Schmidt).

Maar ook de Oostenrijkers worden regelrecht vorgefuehrt: Hape Kerkeling als nieuwe Litouwse GAK Trainer. (Bij een echte persfconferentie!)

Kerkeling kan alles. Het mooiste vind ik het als hij een enigzins opgeblazen publiek te grazen neemt, zoals in zijn optreden als Oostenrijkse schrijver op een Buchmesse.

En zo kunnen we nog wel even doorgaan. Maar typ zijn naam maar eens op Yout Tube. Und geniessen Sie!

Het Kwam Er Wat Ongelukkig Uit!


Nee, er valt weinig op tv te beleven. Het meeste is om van te kotsen. En dat weten ze zelf ook wel. Bij de Zweedse tv.

Ze is overigens niet ontslagen. Waarom ook? Ze was gewoon wat misselijk. Dat kan de beste overkomen. Na afloop kreeg ze een bosje bloemen.

woensdag 26 september 2007

Niet Te Peilen! (2)

Laatst had ik het over de idiote peilingen waarmee wij elke dag om de oren worden geslagen. Het dolst was: Verdonk kreeg van de Hond 27 zetels en van NSS maar 5. In mijn eigen termen: er zijn dus maar liefst 22 klapstoelen kwijt! Hoe kan dat? Nou, zo. En dan beginnen ze een partij te lullen over hoe ze meten en dat uit peilingen is gebleken dat hun peilingen het beste zijn en die van de concurrent het slechts. Maar dat willen wij niet. Wij willen niet meer dat wie dan ook gepeild wordt. Maurice de Hond, haal je vinger uit mijn kont!

Maar voorlopig gaan ze rustig door. Pans, een van de twee kanididaten voor het Utrechts burgermeesterschap heeft zelf (!) door NSS een peiling laten uitvoeren. Wat bleek? De overgrote meerderheid van de Utrechtse bevolking voelt niets voor een referendum met twee kandidaten van 1 en dezelfde partij. Er moest keuze komen, zei Pans op grond van die peilingen. (Dat had je echt niet van tevoren kunnnen bedenken via een soort peiling in je eigen Panshoofd?!). Diezelfde avond zat hij wel mooi bij ´Pauw en Witteman.´

Ja, inderdaad heeft dat Utrechtse referendum wel iets raars. Ik was ook al niet van plan te gaan stemmen. Het is een beetje: 'Albanie moet nog wennen aan democratie.' Of die slogan van de Brilmij in de jaren zestig: "En daar komt nog bij: de keuze is vrij." Niet alleen kon je toen voor het eerst kiezen uit twee brillen. Nee, de keuze was ook nog vrij! Het moest niet veel gekker worden. Maar het werd wel gekker.

Maar nu het eenmaal zo is moet Aleid Wolfson, kandidaat nummer twee, ook maar een peiling laten uitvoeren. Door Maurice de Hond. En wat blijkt? De Utrechtse bevolking is wel gek op het referendum en vooral op Aleid Wolfson. Maar als er een derde kandidaat zou zijn, Maurice de Hond bijvoorbeeld, dan zou de meerderheid op de derde kandidaat stemmen. En als Rita Verdonk meedeed bij het burgermeestersreferendum zou ze wel vijftig zetels halen. Corrigeer: klapstoelen.

Maar als de politieke peilingen nu maar de enige waren. Nee, je hebt allerlei soorten peilingen. Op een willekeurige dag als maandag lees ik berichten als: "Kwart jongeren overweegt emigratie". "Twee derde bevolking vindt dat Wilders bedreigingen aan zichzelf te danken heeft." "Helft PvdA'ers: Kiezersbedrog." Maar nooit eens: "80 % baalt van peilingen."

Dit is het nieuws: peilingen, half-wetenschappelijke lulonderzoekjes ("Chocola maakt impotent"), roddeltjes ("Ex Jack Spijkerman opnieuw zwanger van Alkmaarse homo-makelaar"), rumoertjes ("Jack Spijkerman at teveel chocola") en You Tube-filmpjes (Telegraaf vandaag!) Trek daar nog eens de speculaties af van het type "The Guardian zei dat The Sun meldde dat Marco van Basten door The Mail wordt genoemd als opvolger van Jose Mourinho bij Chelsea." En je houdt helemaal niks substantieels over.

De McDonaldisering van het nieuws. Je krijgt niks goeds binnen, je wordt lui en dik en je wilt er steeds meer van. Maar nu ga ik worteltjes eten. Rrrronde worteltjes! Die schijnen volgens bepaalde onderzoeken heel goed te zijn. Ze geven kleur en glans aan je haar, doen je IQ stijgen en je valt er nog van af ook! Let maar op de statistieken.

Berlijnse Herfst (Foto's)

Hier zijn wat foto's van Berlijn. (Klik op 'diavoorstelling').

dinsdag 25 september 2007

Oorlog En Literatuur

"Het vuur rees tot twee kilometer op en verbruikte zoveel zuurstof dat de lucht de kracht van een hurricane ontwikkelde. Zo ging het vuur 4 uur lang tekeer. Op het hoogtepunt trok het de daken van huizen, gooide reclamezuilen door de lucht en joeg mensen als levende fakkels door de straten. Achter de instortende façades schoot het vuur huizenhoog op, rolde als een golf door de straten met een snelheid van meer dan 150 km/h. Het water in sommige kanalen brandde; het glas van de tramruiten smolt; de voorraden suiker in de bakkerij kelders schuimden op. Degenen die uit de lucht bunkers gevlucht waren zonken weg in het smeltende asfalt. Naast sommige vervormde lijken brandden kleine, blauwachtige fosforvlammen. Andere lichamen waren geroosterd, bruin of paars, en gereduceerd tot een derde van hun oorspronkelijke omvang. Ze lagen voorover in plassen van hun eigen gesmolten vet."

De vraag die de schrijver Sebald stelt in zijn boek "Luftkrieg und Literatur" (Engels: "On the Natural History of Destruction"): waarom vallen dit soort beschrijvingen van de verschrikkingen van de geallieerde luchtaanvallen op Duitse steden niet of nauwelijks te lezen in de naoorlogse Duitse literatuur?

Niet in objectieve termen, niet als daadwerkelijke beschrijving van wat er gebeurde. Sebald doet zelf wel een poging met zijn beschrijving -hierboven geciteerd- van het bombardement op Hamburg, juli 1943. (Codenaam: 'Gomorra'). Hij constateert: of men probeerde er een metafysische zin in te leggen die er niet was, of men drukte zich uit in clichés.

Waren de verschrikkingen en de verwoestingen zo groot dat men het niet wilde zien, zich letterlijk afwendde? Als de Zweedse journalist Stig Dagerman vlak na de oorlog door Hamburg reist is hij de enige die uit het raam kijkt als ze langs de kilometerslange destructie rijden. Dat maakte hem direct tot buitenlander.

Er was bij de Duitsers ongetwijfeld ook het besef dat zij dit alles ook verdiend hadden. Dus ondergingen ze woordeloos en met afgewend gezicht hun straf. De beker moest tot op de bodem geledigd worden.

In de Duitse reacties toch vooral ook prominent: zelfbedrog, zelfmedelijden, zelfrechtvaardiging. Zeer menselijk, dus niet politiek correct.

Maar waarom namen de schrijvers hun verantwoordelijkheid niet? vraagt Sebald. Het is toch de taak van de literatuur de herinnering aan het verleden levendig te houden? Ook als het dingen betreft, waarvoor moeilijk woorden te vinden zijn?

Misschien is dat wel een te zware eis. Leven is zelfbedrog. Ook voor schrijvers. Als ze dat bedrog niet meer kunnen rechtvaardigen, eindigt het leven. Jean Amery en Primo Levi, schrijvers van de meest pijnlijke Holocaust-herinneringen, pleegden allebei zelfmoord - lang na het einde van de verschrikkingen. (De waarheid gebiedt te zeggen dat de meningen over hoe Levi stierf uiteenlopen).

Nobelprijswinnaar Heinrich Böll schreef in de jaren 40 een boek over de bombardementen ('Der Engel schwieg'). Het kwam pas in 1992 uit. De toon van het boek was misschien te hopeloos om eerder te publiceren of uit te geven.

Sebald gaat die hopeloosheid niet uit de weg. Daphne Merkin schreef over Sebald: "I think of him as someone who was on good terms with darkness -- a solitary watchman who stayed awake while the rest of us dreamed, the better to acquaint himself with the mad dogs that bark in the night and threaten to disturb the sleep of the world."