We arriveren op het station en wandelen dan omhoog. Daar zien we de stad al liggen. Dit is misschien wel het mooiste van Toledo: de nadering. De poort, de muren, de steile treden omhoog. De stad op een heuvel in een bocht van de Tajo. Eenmaal binnen zien we dat Ab wel een beetje gelijk heeft. Maar het is waarschijnlijk het lot van alle werelderfgoed. Dit soort steden bestaat alleen nog als ghosttowns.
De stad hangt vol met messen en zwaarden, keramiek, marsepein en andere 'tiepiekaalie spaaniesh' China-made rommel. Waanzinnig veel messen. Misschien verklaart dat waarom er zo weinig oorspronkelijke bewoners over zijn. Als je die messen en zwaarden overigens mee de trein in wilt nemen moeten ze eerst door een Marokkanenscanner waarop uitdrukkelijk een rode streep door een plaatje van een mes staat. Maar goed, dat is niet mijn probleem.
Strategisch gelegen was Toledo van oudsher een kruispunt van wegen. Dat verklaart dat ze er allemaal zijn geweest. De Moren, de Joden, Visigothen en noem ze allemaal maar op. Maar het waren slechts voorbijgangers. In de gids staat: "Uiteindelijk hebben alleen de 'Turistas', een vuilnisbakachtig Hunnenras, dat onder leiding van Generaal Baedeker in 1955 de stad binnenviel, hun stempel op Toledo kunnen drukken. De oorspronkelijke bevolking werd tot slaaf gemaakt en in de toeristenindustrie te werk gesteld. Tussen de twee kastes bestaat een stricte scheiding."
Duiven wieken weg over de daken van de Joodse wijk als we de hellende Callle de Angel aflopen. Een heel klein vleugje geschiedenis, te weinig. Er is een Joodse boekeria. Ah, mensen van het boek! Hier moet je zijn. Ze hebben behoorlijk veel. (Verder heb ik in de stad alleen een klein tweedehandszaakje gezien). Er is een bebaarde Joodse Spanjaard, iemand die aandacht lijkt te hebben voor jou als persoon, innemend en voorkomend probeert te zijn. Temidden van al die harde in zichzelf en in zijn clubje opgesloten Castillianen een sociale mini-douche.
Uiteindelijk kocht ik er iets dat ik niet had willen missen: een dik boek vol oude ansichtkaarten van Toledo (1898-1968). Ik had die kaarten ook al in het museum van de stad Toledo zien hangen. (Er was daar helemaal niemand). Muilezeltjes beladen met korven, vrouwen met kruiken, bedelaars bij brokkelende poorten en processies in niet opgeknapte straten. Je kunt iets natuurlijk fysiek proberen te bewaren. Het niet verwaarlozen, het opknappen. (Niet altijd even geslaagd. Sommige kerken zijn zo vers gerestaureerd dat het een Toledo-imitatie in La Vegas lijkt. Donald Quijote en Mickey Panza?).
Je kunt ook iets ongrijpbaars proberen te vangen: de geest van Toledo, de sfeer. Door middel van oude foto's, boeken. Dat hadden ze in het musem ook wel leuk gedaan: de eerste zaal die ging over de onderaardse gewelven Toledo, over de cisternen, het watersysteem van de stad. De ruimte was schaars verlicht, er klonken druppelende geluiden, geheimzinnige muziek begeleidde mooie vervloeiende filmpjes. Het thema van de volgende zaal verbaasde je al niet meer: de drie godsdiensten van Toledo met hun geheimen, mystiek, alchemie, ja zelfs tovenarij. Maar de uitgebreide collectie ansichtkaarten op de tweede verdieping was het mooist. Alleen daar bestaat Toledo nog. Ach ja, die historie-Piet. Om mezelf niet al te serieus te nemen had ik gewoon met het Bobbejaan-treintje terug naar het station moeten gaan. Er waren toch geen Toledanen om me uit te lachen.